Ai
gevolge van vergiftiging, werd de
band tussen Christiaan en Isabella
genormaliseerd. Hij deed alles om
weer bij zijn wettige echtgenote in
een goed blaadje te komen. Omdat
zij haar oude vertrouwde groentes
uit de Lage Landen miste, liet hij 150
boeren overkomen uit Holland, schonk
hen de eilandjes Amager en Saltholm,
ten zuiden van Kopenhagen, waar ze
speciaal voor het Hof groentes konden
verbouwen die Isabella zouden
bevallen.
Christiaan II was een ras-opportunist,
die inderdaad enige tijd het Lutherse
geloof had aangehangen, maar dat snel
weer inruilde omdat hij financiële en
militaire hulp nodig had van de streng
katholieke Karel de Vijfde. Gedurende
de jaren dat hij in ballingschap leefde
in de Nederlanden, was hij druk
doende om zijn terugkeer voor te
bereiden. Hij woonde voornamelijk in
Lier, in Vlaanderen. Het huurlingenleger
dat hij in 1531 om zich heen had
verzameld, bezorgde de bevolking van
Noord-Holland zoveel overlast, dat
Christiaan II werd gedwongen een
schuldbekentenis te tekenen teneinde
alle geleden schade aan de inwoners
van Holland te vergoeden. Het was
geen pretje om 7000 ruwe soldaten te
gast te hebben.
In Medemblik had Christiaan
een oorlogsvloot van 25 schepen
verzameld. Hiervandaan vertrok hij
naar zijn voormalige koninkrijk, maar
de invasie werd een enorm fiasco. Een
storm vernielde de helft van zijn vloot,
zodat hij slechts met 12 schepen in
Noorwegen aankwam, waar hij alras
werd verslagen. Hij werd gevangen
gezet en stierf uiteindelijk in 1559, op
slot Kalundborg, op het Deense eiland
Seeland.
Rest er nog één laatste vraag: was
het toeval dat de Deens/Noorse
ex-koning onderdak zocht in het
klooster van Oudorp, terwijl de rest
van zijn manschappen op Alkmaars
grondgebied verbleef? Had het
misschien iets te maken met de
Oudorper Karmeliet Hermannus van
Alckmaria die in de jaren 1515-1520
had gestudeerd aan de Universiteit van
Kopenhagen?
De inkomsten van een
bedelorde
De Karmelieten worden gerekend
tot de vier grote bedelorden, waartoe
ook de Franciscanen, Dominicanen
en Augustijnen behoren. De term
bedelorde is enigszins misleidend.
De Karmelieten van Oudorp gingen
niet elke dag bedelend langs de
huizen, zoals wel wordt gedacht.
Een bedelorde bestaat bij de gratie
van liefdadigheid, maar dat kon
natuurlijk ook in de vorm zijn van
legaten, jaarlijkse schenkingen door
rijke families die zich op de één of
andere manier met de orde verbonden
voelden, zoals bijvoorbeeld de familie
van Egmond van Nijenburg die jaarlijks
een lijfrente schonk aan het klooster.
Of ene Martinus Martinuszn. die op
23 augustus 1476 allerlei schenkingen
deed aan diverse religieuze instellingen
in de regio, waaronder het klooster
in Oudorp. Maar toch werden er ook
gelden en etenswaren opgehaald
binnen het zogenaamde termijngebied
van het klooster, waartoe o.m. de stad
Alkmaar en Westfriesland behoorden.
Ieder klooster kende een zogeheten
termijnbroeder die voor deze
bijzondere vorm van proviandering en
financiering verantwoordelijk was, het
was een vorm van kerkbelasting avant
la lettre. Verder was de orde vrijgesteld
van taxatie of accijnzen en bezat
het 6 tot 7 morgen land in Oudorp,
waaronder een weiland achter de
kerk. Het leverde pacht op. Inkomsten
werden ook gegenereerd door zielzorg.
Het verzorgen van
het pastoraat van
de Pancratiuskapel,
dat tot 1514
formeel behoorde
tot de parochie
Oudorp leverde
bijvoorbeeld 46
Carolusguldens per
jaar op, alsmede
9 Carolusguldens
voor stoolrechten,
ofwel een
vergoeding voor
het toedienen van
de sacramenten.
Verder kregen
de Karmelieten
een vergoeding
van enkele
stuivers voor het
meelopen in de
Mariaprocessie in
de maand mei en
op Sacramentsdag.
Van het boekjaar
1557/1558 zijn er
bedragen bekend. De
inkomsten bedroegen 602,30 gulden,
terwijl de uitgaven 460,50 gulden
waren.
De Oudorpse duiveluitdrijver
Prior Willem van Egmond van het
klooster te Oudorp had een wel heel
bijzonder bijbaantje, namelijk als
exorcist, ofwel duiveluitdrijver. In 1549
werd hij om assistentie gevraagd bij
de zaak Katheryna Gerrits Galendr.,
een van hekserij verdachte vrouw
in de stad Haarlem. Tegen haar
liep een rechtszaak waarin ze werd
beschuldigd van het ziek toveren van
een kind genaamd Cornelia Claes
Grauwaertwsz., het laten mislukken
van de blauwbaden van verf van
Adriana Jansdr. Van Vlieland en - nu
komt misschien wel het meeste
kwalijke - het doen bederven van een
partij bier van de lokale Haarlemse
brouwer Willem IJsbrandts. De onrust
onder de Haarlemse bevolking over
de vraag of er misschien meer mensen
waren behekst was dermate groot
dat de Oudorpse prior werd gevraagd
om 'de schamele arme menschen
diemen binnen deser stede seyde
gemalificeert te coomen helpen', zoals
het officiële verzoek van de schepen
van Haarlem luidde. Maar hij kwam
niet alleen om te helpen, het ging
ook om kennisoverdracht, hij heeft
zelfs 'zyne practycke ofte scientie den
11. Jan Gerritsz. van Egmond van de Nieuwburg
Buurman en vermoedelijke donateur van het klooster
Jacob Corneliszn. van Oostsanen, ca. 1518 (collectie Rijksmuseum
Amsterdam)
KRONIEK VAN OUDORP 2017*15
chting V
listorisch 1