iï Veranderende visie op het onderwijs Jzyr^/Pzyzzz //P^/y-yPy^^y^ 1 yMS ^zz y/Azz/zzy Azz/pPy^zzz ft/* yzzPzrzzzzi /4zzz P +.a /y ^S/Z Azfyy, Z SS. PP/Z/S syr?rp- ZZZ/yAyZ yf? yZZ/Afyz jA/72 ZZiytfA J2.y~ 4p ~C dy_/ y ^y -yjS/yZsf '/- yAzZ c y?ZZ p/yy *y;>7fy y>ZSZ~7ZL*7Z Z^yyy^Pyy yj P>Z/ZyZ,ZSZZ /y/t yC y ss//z//y <f zz tfAzzZ/zzy ypz/' /ZZ"Z/// sïs^&zAy//*' f/>s//yfr* loste men toen echter op in minnelijk overleg, wat resulteerde in een besluit de verschillende functies toch weer in één persoon te combineren. Op die manier bleef het mogelijk voor Oudorp een schoolmeester te benoemen en hem een zeker bestaan te geven. Jan Schellinkhout Cornelis Boendemaker, die "geruime tijd den schooldienst op het Wout te Bergen bediende, inmiddels op commissie en later op Outdorp en vervolgens te Alkmaar is gesteld" is waarschijnlijk in 1782/1783 de Oudorpse schoolmeester geweest. Hij komt namelijk voor in de lidmatenlijst van de Gereformeerde Gemeente in Outdorp. Hij is in 1782 met attestatie aangekomen vanuit Bergen en is vertrokken in 1783 naar Alkmaar. Van Jan Schellinkhout is het zeker dat hij in 1788 de lokale onderwijzer was. In dat jaar krijgt hij door de gemeente zijn salaris uitbetaald over het eerste kwartaal. Interessant is de toevoeging dat hij ook geld ontvangt voor "tee in het raadhuis en andere verschotten". Blijkbaar voorzag hij, als één van zijn bijverdiensten, de ambtenaren van de gemeente van hun dagelijkse kopje thee. In die tijd waren in Oudorp de school, de schoolmeesterwoning en het raadhuis al onder één dak gebouwd. Dat is op te maken uit een betaling van de gemeente aan Gerrit Bos, voor het verven van het complex van binnen en buiten, en aan Jan Purmer voor het opmaken van de school, de woning en het raadhuis, inclusief arbeidsloon, hout en spijkers. Jan Schellinkhout heeft in de loop der jaren, ten minste tot en met 1802, daarna zijn geen gegevens meer voorhanden over hem, ook meerdere functies gehad waarvoor hij is betaald. Hij was onder meer secretaris van de ambachtsheer, doodgraver, belastinggaarder, schrijver en plakker van biljetten, schrijver van de rekening, schout, schoonmaker van het raadhuis, veilingmeester en schrijver van dorpslanderijen, bode en uitbrander van pijpen. Kortom, hij was van vele markten thuis. Wat hem betreft gaat het spreekwoord "twaalf ambachten, dertien ongelukken" niet op. Je zou bijna denken dat de man geen tijd had om les te geven. Wat moeten wij ons bij een dorpsschool in die tijd voorstellen? Er was nog altijd geen sprake van leerplicht bijvoorbeeld. En als de kinderen al onderwijs kregen, konden ze grote delen van een cursusjaar thuis worden gehouden, om te helpen op de boerderij of in de tuinderij. Vaak ging men ook maar enkele jaren naar de uit één lokaal bestaande school. Het lespakket was zeer beperkt. Meer dan lezen, schrijven en rekenen was het vaak niet. Het ging ook niet om grote aantallen leerlingen. Oudorp telde in die jaren minder dan 300 inwoners. Inhoudelijk ging men na 1760 anders denken over het te geven onderwijs. Onder invloed van Verlichtingsidealen werd De Rede (het verstand) het uitgangspunt. Het onderwijs moest helpen de menselijke mogelijkheden te ontwikkelen. Uitbreiding van de leerstof werd noodzakelijk geacht en het klakkeloos uit het hoofd leren wilde men verlaten. Begrijpend leren en het verkrijgen van inzicht werden kernbegrippen. In de tweede helft van de achttiende eeuw zien we de uitwerking van deze ideeën in de praktijk. De Maatschappij tot Nut van 't Algemeen zette de eerste stappen voorwaarts. Deze progressieve vereniging werd, in 1784 in Edam, opgericht door de doopsgezinde predikant Jan Nieuwenhuyzen en vijf anderen. Deze club van vooraanstaande burgers begon met het stichten van scholen waarop les wordt gegeven naar de beginselen van de Verlichting. 't Nut zorgde er zelfs voor dat in 1795 de eerste Kweekschool voor Onderwijzers het licht zag. Ondertussen was het politieke landschap sterk veranderd. Na de Franse revolutie in 1789 steunden Franse troepen de patriottische beweging in de Nederlanden. Vanuit Frankrijk optrekkend, wist men vanaf 1794 grote delen van het land te veroveren, waardoor een jaar later stadhouder Willem V naar Engeland vluchtte. In 1795 stichtte men de Bataafse Republiek en werden de patriottische denkbeelden leidend bij het besturen van het land, van de gewesten en de gemeenten. Zo bepaalde het provinciaal bestuur in 1797 dat godsdienst en onderwijs vrij moeten zijn. Verder konden de burgers hun eigen bestuurders kiezen. Tijdens de inval van de Engelsen en Russen in 1799 riep de stadhouder nog wel het herstel uit van de oude staatsvorm, maar deze invasie mislukte. Feit was wel dat de Bataafse Republiek nadien zwaar onder invloed van de Fransen stond, en eigenlijk min of meer een vazalstaat was van Frankrijk. In Oudorp betekende deze politieke omwenteling onder meer vermindering van de zeggenschap en invloed van de ambachtsheer en zijn secretaris. De ambachtsheer verloor zijn recht om de predikant te benoemen. En de secretaris mocht voortaan een voordracht doen voor een schoolmeester, maar het besluit was voorbehouden aan het gemeentebestuur. A Betaling voor onderhoud aan school, raadhuis en woning,1788. KRONIEK VAN OUDORP 2015 *29 "'"^5

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek van Oudorp | 2015 | | pagina 29