it!forerfoMdh fyfiiil'nlnl iï aM fiAêitmtöfö? /ff/f;If/turt 2* li 'vdirfjjM fx fotr m .fin li rp a A 0 onderwijzerswoning en raadhuis; - in 1825 is een brandverzekering afgesloten voor "onderwijzerswoning, school en raadhuis onder één dak"; - in 1863 is het regthuis gesloopt, waarna opnieuw het raadhuis, de school en de onderwijzerswoning als één geheel zijn gebouwd. Het benoemen van een schoolmeester In het midden van de achttiende eeuw waren de ambachtsheerlijkheden, die hun oorsprong hadden in de Middeleeuwen, eigendom van de Staten van Holland. Maar wanneer de financiële nood aan de man kwam, ging men zonder aarzelen over tot verkoop van dit bezit. Dat geschiedde omstreeks 1730 ook met de Ambachtsheerlijkheid Oudorp, welke overging naar de Regenten van Oudorp. In latere jaren kwamen deze heerlijkheidsrechten zelfs in handen van particuliere personen. De Staten bepaalden in de leveringsvoorwaarden vooral wie zeggenschap kreeg over het benoemen van de diverse functionarissen, zoals de kerkmeester, de bode, de schotvanger en de schout. En uit die voorwaarden wordt het duidelijk dat de secretaris van de heerlijkheid het recht had om de schoolmeester te benoemen. In die dagen was het hebben van meerdere betrekkingen de gewoonste zaak van de wereld, althans in de dorpen. Het beroep van schoolmeester werd vaak gecombineerd met dat van koster, voorzanger en klokkenluider en soms werden nog meer en zwaardere functies door één man vervuld. De reden daarvoor was dat alleen op die manier een redelijk inkomen te verwerven was. Alleen van het onderwijzerssalaris kon men niet leven, het aantal leerlingen was meestal gering. Het is gemakkelijk in te denken dat een man met zoveel functies een belangrijk persoon was in het dorp. De stapeling van functies had echter ook nadelen, zoals in 1765 zou blijken. Schoolmeesters De vroegst bekende schoolmeester is Adriaan Jans Schenk. In de lijst van lidmaten van de Gereformeerde Gemeente in de gemeente Outdorp en Oterleek komt hij voor in de periode 18 november 1738 tot 18 mei 1742: Te Outdorp: Adriaan J. Schenk, schoolmeester. En zijn vrouw Symetje Crelis de Groot. Hij staat echter al in 1736 opgetekend als inwoner van Oudorp, getuige het Doopboek Outdorp en Oterleek vanaf 18 november 1736, waarin staat: Gedoopt te Outdorp: 't Kind Neeltje, waarvan vader is Adriaan Schenk, moeder Symetje Knelis de Groot, getuige Neeltje Jans Wies. En ook: Gedoopt te Outdorp: 't Kind Jan, waarvan vader is Adriaan Schenk, schoolmeester, moeder Symetje Knelis de Groot. Schoolmeester Schenk is dus zeker in Oudorp werkzaam geweest van 1736 tot en met 1742. Mogelijk daarna ook nog, want in 1743 is hij nog altijd lidmaat van de Gereformeerde Gemeente Oudorp en Oterleek. Na de heer Schenk is het onduidelijk wie precies de schoolmeesters waren in Oudorp. Eén van hen zou Cornelis Hoog-Carspel zijn geweest. Hij was ondermeester bij Gerrit Vermeulen te Alkmaar en solliciteerde in juli 1754 naar Oudorp. Het is echter niet bekend of hij daadwerkelijk is aangenomen. Een andere naam die genoemd wordt is Floris Zwart. Hij komt volgens de archieven op 6 maart 1758 in Oudorp aan als schoolmeester. Zeker is echter dat hij van 1758 tot 1790 in Oterleek heeft gewoond. Al die tijd kan hij daar schoolmeester geweest zijn, maar hij kan best ook een periode in Oudorp hebben gewerkt. Schoolmeester Timotheys De leerkracht die wel met name wordt genoemd is ene Timotheys. In 1765 verdacht men hem van fraude met de kerkenkas, die hij als rentmeester beheerde. Hij gaf het toe, maar kwam zijn belofte tot terugbetaling niet na. Oudorp was in last omdat de schoolmeester/rentmeester een autoriteit was in het dorp. Hij moest weliswaar door zijn daden plaatsmaken voor een opvolger, maar het was in die dagen niet gemakkelijk uit te vlooien wie het recht had deze te benoemen. De secretaris van de Heerlijkheid stelde wel de schoolmeester aan, maar over de rest van de betrekkingen van Timotheys beslisten anderen. Timotheys profiteerde van de verwarring die het gevolg was van het feit dat hij meerdere functies had. Hij wist het besluit van zijn ontslag nog lang te rekken, maar op 26 juli 1768 was zijn lot beslist, hij moest het veld ruimen. Het was overigens een tijd waarin het, door de verschillende oorlogen tussen de Fransen en de Engelsen, slecht ging met de handel en daardoor ook met het land. De armoede onder de bevolking maakte het zelfs noodzakelijk armenhuizen te stichten. In Oudorp gaf de gemeente financiële steun aan de armen en betaalde het schoolgeld voor hun kinderen. Ook was het politiek gezien een roerige periode. Op vele plaatsen in Europa ontstonden politieke stromingen die zouden leiden tot een ander staatsbestel. In de Nederlanden waren het de patriotten die zich roerden. Zij streefden naar meer zeggenschap voor de burgers. Hun tegenhangers waren de orangisten die de stadhouder en de regentenoligarchie steunden. De patriotten waren zodanig in opkomst dat in 1781 een Pruisisch leger werd ingehuurd om ze te verdrijven. Dat lukte, maar hun terugkeer zou niet lang op zich laten wachten. In 1781 ontstond in Oudorp weer een discussie over de aanstelling van een schoolmeester. De ambachtsheer in die tijd was de heer Schumacher. De kwestie van het recht van benoeming 1L f4/l Traktement schoolmeester Schillinkhout, 31 maart 1788. y n ~SS 28 KRONIEK VAN OUDORP 2015

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek van Oudorp | 2015 | | pagina 28