Ai
Het brandspuithuisje
Slidbltinj» S
Hlttnmcb l
Oodorp
Het brandspuithuisje stond vroeger aan de Herenweg, vlakbij 't Wuiver. Hierin stond niet alleen de brandspuit,
maar aan de zuidkant was - zoals wij het noemden - het spekhok. In dat hok sloot veldwachter Bleijendaal
mensen op die te diep in het glaasje hadden gekeken. Aan de noordkant zaten twee kleine raampjes. Over één van
die raampjes gaat dit verhaal.
Het was in de winter van 1437 (of 1438) toen
wij, jongens van een jaar of tien. daar {hij liet
bnincspnititiiisic) aan het sneeuwballen gooien
waren. We waren met z'n zessen. Zo kon het gebeuren dat een
sneeuwbal dwars door het eerste raampje ging. Henk Smit, die
naast het huisje woonde - in onze ogen de boze buurman - had
het gezien en aan veldwachter Bleijendaal verteld dat wij het
hadden gedaan. Wij moesten ons toen op het gemeentehuis
melden. De toenmalige Burgemeester Bos was een vriendelijke
man, een kindervriend bij uitstek. Altijd wel bereid om een
praatje te maken. Hij had ook veel belangstelling voor de jeugd
en luisterde altijd, ook naar wat er bij ons speelde.
Nu was de burgemeester in die tijd enkele maanden afwezig.
De reden - ziekte of andere omstandigheden - dat weet ik niet
meer zo precies. De broer van Bos, die zelf ook burgemeester
was - ik dacht van één van de Egmonden - nam toen waar.
Was onze burgemeester een kindervriend, zijn broer daarentegen
was contra, een bullebak bij uitstek. Althans, in onze
kinderogen. Als bange jonge honden stonden wij voor zijn
bureau. Hij snauwde ons toe: "Ga daar in die hoek staan!".
Hij keek ons aan en zei niks. Hij boog zich voorover, haalde
uit een kistje een sigaar en stak hem op. Die sigaar deed mij
later denken aan Winston Churchill, want zo'n grote sigaar
had ik nog nooit gezien. Een bolknak, die in die jaren zeker
een dubbeltje had gekost.
Hij blies een grote rookwolk in onze richting en hij snauwde
ons toe: "Jullie groeien op voor galg en rad. Jullie moeten er
rekening mee houden dat jullie dat raam moeten betalen. Ik
heb schilder Baltus opdracht gegeven om er een nieuw raam in
te zetten. Jullie betalen samen 60 cent, dus voor iedereen is dat
een dubbeltje. Binnen 24 uur zorgen jullie dat het geld hier is.
Zo niet, dan laat ik jullie door de veldwachter opsluiten in het
spekhok. En nu vertrekken!"
Ais geslagen honden dropen wij af. Toen ik thuis kwam, kreeg
ik van mijn moeder de wind van voren. Niet vanwege dat raam,
maar om dat dubbeltje. Want dat kon zij eigenlijk niet missen.
Maar het moest toch gebeuren.
Dertig jaar later - ik was inmiddels bij de plaatselijke
brandweer hadden we zoals elke maandag, korpsavond.
Toen ik op zo'n maandagavond om tien voor acht in het
brandspuithuisje aanwezig was, was daar ook Piet Baltus,
onze ondercommandant. Die vertelde mij dat hij die dag bij
hem thuis de zolder had opgeruimd en daar toevallig nog een
rekening vond van de Gemeente Oudorp, voor het inzetten van
een raampje, dat zijn vader er vlak voor de oorlog had ingezet.
Raam ingezet 60 bij 60 centimeter, kosten 50 cent.
En iedere keer, als ik langs de plek loop waar het
brandspuithuisje heeft gestaan, word ik er aan herinnerd, dat
wij die sigaar van Bos hebben betaald!
Henk Koning
Kroniek van Oudorp juni 2011 9