A* Sikhüng m Hülorijclll Ondorp De plannen en de goede wil zijn lofwaardig, maar er gebeurt verder niets. 'De tijd scheen nog niet rijp', zo staat te lezen in een brief, van oktober 1859, die bewaard wordt in het parochiearchief. Voor wie de brief is bestemd en wie de afzender is blijft duister. De brief is zodanig versleten dat aanhef en ondertekening niet te lezen zijn. De inhoud is duidelijk een aanmoediging om te beginnen met het realiseren van het gewenste kerkhof Een tweede opdracht daarbij is: 'Een voegzaam huis van de kerk, die, zoals men schrijft: te klein is en voor deze parochie onaanzienlijk, te meer nu ook de bisschop het opdroeg de pastoor te belasten Oudorp te vernieuwen'. De parochianen worden opgeroepen met milddadige ruime hand te offeren. Op 16 oktober 1860 besluit het kerkbestuur om aan de bisschop machtiging te vragen tot stichting van een kerkhof Pas op 9 januari 1861 zal pastoor Eulenbach dit besluit uitvoeren. Tevens wil men beginnen met de nodige werkzaamheden. Het terrein zal opgehoogd moeten worden tot de vereiste hoogte. Volgens de huidige koster, Wim Berkhout, zijn daar verschillende grondsoorten voor gebruikt. Hoe men aan die grond is gekomen en waar die vandaan komt is niet bekend. De parochianen beginnen te offeren. De commissie verzamelt de gelden. Al gauw stellen gegoede parochianen een renteloos voorschot beschikbaar. De plaats voor het kerkhof heeft men bedacht aan de noordkant van de kerk. Daar is ruimte genoeg. Geen probleem voor de parochie. Wel kan het Koninklijk besluit van 7 augustus 1827 een probleem zijn. Daarin is bepaald dat nieuwe begraafplaatsen aangelegd moeten worden buiten de bebouwde kom der gemeente op een afstand van 35 a 40 ellen (een el is 89 cm). Over de bebouwde kom zijn verschillende definities die voor Oudorp niet gunstig zijn. Pastoor Eulenbach zoekt advies. Ene mijnheer Lux uit 's Gravenhage schrijft op 16 december 1860 aan de pastoor. Hij wijst op een maas in de wet om het doel te bereiken. Het slot van zijn brief luidt als volgt: "Dispensatie, is die nodig, zal en kan niet gegeven worden. Er bestaat echter zeker eene algemene begraafplaats. Het kerkbestuur kan vorderen, dat daarvan een gedeelte voor de Katholijken behoorlijk afgescheiden, en van ene aftonderlijken ingang voorzien worden, ten koste der burgerlijke gemeente. Dit gedeelte kan dan gewijd, van Kruisbeeld enz. voorzien worden. Dit zal men liefst, van de zijde der burgerlijken gemeente, niet willen vooral omdat men er de kosten van betalen moet. Dit zou derhalve een middel kunnen zijn om misschien toestemming van Burg. en Wethouders te verkrijgen voor de aanleg der begraafplaats binnen de kom der gemeente omdat men die kom, 'met zeker vrijheid', zoals de Minister zegt, bepalen kan. Dit is de enige weg, die mij voor komt dat tot het doel zou kunnen leiden". Het advies van de heer Lux heeft succes gehad. De pastoor krijgt zijn vergunning op 28 maart 1861. Op 9 januari 1861 zendt pastoor Eulenbach een schriftelijk verzoek aan het bisdom, om goedkeuring van de plannen. Vervolgens wordt, door pastoor en kerkbestuur, aan de gemeente Oudorp verzocht de begraafplaats te mogen openen. Het gemeentebestuur heeft geen bezwaar. Met een uitnodiging op 12 april aan de vicaris van het bisdom om het Oudorpse volk toe te spreken met een woord van achting vanwege de algemene bijdrage en medewerking bij de totstandkoming van het kerkhof, lijken alle voorbereidingen getroffen. Op 22 april 1861 is de grote dag daar. Het is maandag, wasdag voor de huisvrouwen. Over het verloop van de kerkhofwijding en feestviering is tot nu toe niets terug gevonden. Het enige bericht dat in het parochiearchief daarover te vinden is, is de mededeling dat op 12 februari de machtiging tot stichting van het kerkhof door het bisdom is verleend door de Hoogeerwaarde Heer J. Brinkman en dat op de feestdag van de heilige martelaren Soter en Cajus op 22 april 1861 het kerkhof plechtig is gewijd door joannes Brinkman. De poorten Het kerkhof is voorzien van twee poorten: de Laanpoort en de Poort des Hemels. Op beide poorten staat in Gotische letters de tekst Domus Dei et porta Caeli (Huis van God en poort van de hemel). Begin 1862 is de ene poort gemaakt. Meendermann, steenhouwer te Amsterdam en woonachtig te Gildehaus, is niet alleen de leverancier, maar ook de ontwerper van de poort. Twee schetsjes van zijn hand zijn in het parochiearchief te vinden. In 2009 is op initiatief van de heren Gerard Reus en Jaap Koning begonnen met de restauratie die in oktober 2010 is voltooid. De tweede poort zal van ander materiaal zijn gemaakt en stond, waarschijnlijk net als nu, aan de Munnikenweg. Of mogelijk zelfs op een andere plek, aangezien het kerkhof in het begin veel kleiner was en de hele situatie anders tot en met de plek waar de vorige kerk heeft gestaan. Annie Stierp-Impink 12 Kronleicvan Oudorp iuni 2011

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek van Oudorp | 2011 | | pagina 12