if
Stkhüiiit I
ïltasriwhi
Oa<torp
's Morgens bloemen gekocht en op weg naar het kerkhof. Daar
aangekomen denk ik: Zal het nu toch nog misgaan? Maar er
komt iemand met de sleutel van de poort. Als vanzelf dwaal ik af
steeds meer naar recht, waar ik uiteindelijk na zoveel jaren zijn
graf vind. Dan gaat er wel iets door je heen. Niemand is er ooit
geweest in al die jaren, omdat Birma volledig afgesloten was van
de buitenwereld. Er gaan nog wel reizen naar toe, maar je mag
niet meer naar Moulmein
betrekking tot vluchten en de mogelijkheid van een bezoek
aan het oorlogskerkhof. Het is een rondreis. Het was toen het
jaar van het toerisme en voor het eerst in 50 jaar was Birma
opengesteld. Bij aankomst op het vliegveld van Rangoon weet
je niet wat je ziet. Op en rond de startbaan zijn mensen aan
het werk, verbouwen daar groente en fruit op een paar meter
van de startbaan. Kijken ook niet op of om als er een vliegtuig
neerstrijkt. Rangoon is een mooie stad met veel pagodes en
tempels. We bezoeken een aantal plaatsen die voor mij een
speciale betekenis hebben. Daar heb ik het spoor weer weten
op te pakken en onder het mom van een uitstapje naar het
strand van Setse kom je bij Thanbyuzayat. En verder gaat het.
Uiteindelijk komen we op de pont naar Moulmein. Eens een
prachtige stad, nu vervallen, aangezien de handel in teakhout
volledig onderuit gegaan is. Er wordt onder het generaalsbewind
veel meer verdiend met de drugshandel. Een rilling loopt
over mijn rug: ik kom op dezelfde plaats aan land waar eens
mijn oom van boord kwam. 's Middags in Moulmein ben ik
plotseling doodop, heb geen voeten meer om op te staan. Ik
besluit even te gaan slapen.
Ik denk dat ik het heb gedroomd, het moet haast wel. Plotseling,
in een vreemd grijs wit licht staat daar mijn grootmoeder op
sloffen met een schort voor, net zoals ik me haar herinner. Ze
vraagt aan mij: "Jan, heb je bloemen meegebracht?" Waarop ik
zeg: Ja oma, ik ga ze morgenochtend kopen en op het graf van
ome Cor leggen. "Dan is het goed mijn jongen", zegt ze tegen
mij. En weg was ze weer!
De lijdensweg van Cor Groothuizen in Birma
De welkomstrede van de Japanse commandant luitenant
kolonel Nagatomo: "Ik zal de spoorbaan bouwen, al zal ik het
traject over uw gebeente moeten leggen." En zo moeten ze hun
lijdensweg beginnen. Vrijwel zonder kleding en zonder schoenen
het oerwoud in. Pas na weken krijgen ze wat afgedankte kleding
van het Japanse leger, maar geen schoenen. Stel je eens voor:
bomen moeten worden omgehakt, rotsen uit de weg geruimd.
Houtsplinters, steenbrokken en daarbij werken aan het
dijklichaam voor de spoorbaan. Wonden aan voeten en benen
ontaarden in tropische zweren. Bij gebrek aan medicijnen wordt
het een ramp. Daar komt nog het principe van de Jap bij: Wie
niet werkt, zal ook niet eten. Van Cor's maten weet ik wat dat
eten was. "Drie keer slecht", was het antwoord. Het bestond uit
te ver doorgeslepen rijst, een kommetje pompoensoep zonder
ook maar enige voedingswaarde. Een bal rijst zo groot dat hij in
je hand paste. En daar moeten zij de hele dag op werken. In de
latere periode dagen van zes uur 's morgens tot 's avonds elf uur.
Gelukkig waren er ook Indische jongens bij die in het oerwoud
eetbare planten en knollen wisten te vinden. Soms konden ze
een slang vangen. Dan was er wat vlees in de pot. Vergeet niet:
er is een droge en een natte moesson. De droge moesson heerst
met hoge temperaturen. De halfnaakte gevangen verbranden op
een afschuwelijke manier. De natte moesson is bijna nog erger.
Het regent er onafgebroken en alles verzinkt in de modder.
Kleren verrotten aan hun lijven. Door het hongerdieet lijken ze
al snel op wandelende geraamtes. Spookverschijningen in een
schemerig oerwoud dat 's avonds verlicht wordt door brandende
flambouwen.
Het beleid van Japan is gericht op uithongeren en afbeulen,
kortom: vernietiging van de krijgsgevangenen. Een paar jaar
geleden zijn er papieren gevonden in Japanse archieven waaruit
naar voren kwam, dat als Japan de oorlog gewonnen zou
hebben, dat alle krijgsgevangenen en alle andere geïnterneerden
afgemaakt dienden te worden
Cor Groothuizen: Hoe is het verder gegaan met hem?
Hij moest werken aan de ophoging van de spoordijk. Hoe
ging dat in zijn werk? Het bestond uit manden met grond
vullen in het oerwoud en deze naar de spoordijk slepe, wat
vaak bemoeilijkt werd door enorme hoogteverschillen. Vanaf
Thanbyuzayat is Cor tot kamp 100 gekomen, dat wil zeggen
100 km van het startpunt. Daar krijgt hij bij het uithakken van
een basaltblok een steensplinter in zijn been. Een onbetekenend
wondje. Bij afwezigheid van een goede verzorging groeit dit in
tijd van een paar dagen uit tot een tropenzweer van ruim 20
centimeter, waarbij het bot zichtbaar is. De enige behandeling
is het rottende vlees wegschrapen met een scherp geslepen
lepel. Hij kan dan niet meer werken en wordt opgenomen in
Eerste herbegraaf plaats
18 Kroniek van Oudorp iuni 2010