Bets Breg. Hij bezocht zijn verloofde per motor, een ritje van Harderwijk naar Amsterdam, met zijn plunjebaai achterop. De Bossevain kwam aan in Tanjung Priok (bij Jakarta). Als onderofficier regelde Pronk transporten over Java en begeleidde die op de motorfiets als onderdeel van de Aan- en Afvoertroepen (AAT). Een aantal van zijn kompanen is gesneuveld in die tijd. Tijdens de politionele acties verzorgde hij mede de transporten van voorraden voor de troepen van Batavia naar Bandung en Cheribon. Een aantal van zijn collega's is gevangen genomen en kwam dood terug. Een zware tijd voor de mannen van de AAT. De Indische strijders werden indertijd denigrerend 'ploppers' genoemd. Zij kregen vaak steun van de achtergebleven Japanse soldaten. Pronk maakte twee politionele acties mee. Hij werd tijdens de transporten meermalen overvallen, maar overleefde gelukkig de campagne. Annie Hes uit Oudorp onderhield schriftelijk contact. Ook kreeg hij een aantal pakketjes toegestuurd. Slechts één keer pakte hij de telefoon om in Nederland naar Bets te bellen, maar daar ging de lol snel vanaf, want het kostte wel 7,00 per minuut. Hij kreeg ook eens een grammofoonplaatje met groeten van zijn ouders en Bets. "Dat was iets dat je heel veel deed", vertelt Pronk, "het was het eerste geluidscontact met thuis na zo lange tijd van huis". Het duurde tot november 1949 dat Piet Pronk aan boord van de Grote Beer stapte om naar huis te varen met een aankomst in Amsterdam. Bij thuiskomst in Oudorp was er wel een ereboog, maar geen fanfare. Ondanks dat verleden leefden hij en Bets nog lang en gelukkig. De laatste in de rij van gesprekken met veteranen uit 'ons Indië' is met Theo Wij te. Wij te was ingeschreven in de Laurentiusparochie, maar was al ver voor zijn diensttijd vertrokken naar Blokker. Hij werd opgeroepen 'voor zijn nummer' en kwam vanuit Blokker terecht in het kamp Amersfoort. Daar volgde hij de opleiding tot korporaal. Wijte ging met een knapzak vol verdriet naar de Oost. Tijdens de heenreis naar Batavia (Jakarta) met het omgebouwde vrachtschip Sloterdijk, overleed zijn vader. Ook tijdens zijn verblijf in Indië trof het noodlot hem. Een aantal van zijn maten overleefde de politionele acties niet. Ze waren beducht voor de groene baretten, die Theo Wijte 'ruige apen' noemde. De soldaten van Wijte's eenheid hadden vaak contact met de burgers. Op een brug werd vaak overlegd over de situatie, waarna de strategie werd bepaald. Aan het eind van zijn diensttijd ziet Wijte nog een collega sneuvelen en krijgt hij het bericht dat zijn broer Henk inmiddels is overleden. 'Dat gaat je niet in je kouwe kleren zitten,'constateert Wijte. Met de mensen in Oudorp had Wijte geen schriftelijk contact, immers hij was al lang uit het dorp vertrokken. Wijte kent geen wrok tegen de Indiërs, hij noemt het vriendelijke mensen in een heerlijk land. Jan de Moei 28 Kroniek van Oudorp juni 2009

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek van Oudorp | 2009 | | pagina 28