Stichting m
IlilïOTÏwfil
Qildoip
meiden onder, de jongens boven) aan de Herenweg, stond dat illustere
gebouw van de Sint Josephgezellenvereniging (op de plek staat nu de
basisschool De Regenboog, redactie). Met wat verbeelding ziet men
het oude Patronaatsgebouw nog staan. Kaal en verlaten, gelijk het oude
voetbalveld van Kolping Boys op een doordeweekse dag.
De kalender geeft half augustus 1966 aan. De klok van de kerktoren
slaat elf maal. Het is die avond aardedonker. Een Arendsoog ontwaart
drie ferme stoere knapen die met een koevoet de deur trachten te
forceren van een gebouw dat om hulp roept en bevolkt wil worden.
De noodkreet is wederzijds. Het tienerjasje is te krap geworden en op
straat tollen, bussie-trap, knikkeren en schuilhoekkiespelen - daar heeft
iedereen de buik van vol. Men wil wel eens wat anders en allereerst
een ruimte. Harold Berkhout laat zijn blik gaan, Jan Admiraal schijnt
bij met zo'n oerdegelijke zaklantaarn van de dump en Hans Stoop
houdt de wacht. Spanning en avontuur in de boeken van Dik Trom
verbleken bij het aanschouwen van dit trio. Agatha Christie zou ervoor
op de loop zijn gegaan. Daags na deze nachtelijke verkenning komen
de mannen weer samen en bespreken op het plein achter de school,
verzamelplaats van de opstandige Oudorper jeugd, de verdere stappen.
Zij weten zich gesteund door een groep van 20 a 25 personen. Er
wordt tot verdere actie besloten. De jongens zouden zich bij pastoor
Geraets vervoegen - het gedroomde onderkomen is immers eigendom
van de Sint-Laurentiusparochie. De kermis in het Waarland wordt nog
benut om het een en ander door te spreken en zo staan op een mistige
maandagavond twintig jongeren op de stoep van de pastorie.
Naar de gedachten van de pastoor bij het aanschouwen van dit bonte
gezelschap kon men slechts raden. Zeker, hij was ervan op de hoogte
dat jongeren het verenigingsgebouw binnendrongen om de activiteiten
gade te slaan van Rob Hoeke's Rythm and Blues Band, plaatselijke
musici en andere groepjes die daar oefenden. Ook was hem bekend
dat de achterschoolpleinjeugd 'rottigheid uithaalde', 'nooit wat om
handen had' en dat de hoogovenslakken op het achterplein tot gruis
werden verpulverd onder het geweld van scheurende brommerbanden.
De machines zonder knalpot (symbool van opstandigheid) dreigden
de dorpse rust te verstoren en ja, zelfs op dat achterschoolplein was
het in de winter koud en kil ondanks de warmte die de jeugd elkaar
gaf. Het parochiehoofd van Oudorp was een eigentijds denkend mens.
Hij kon wel begrip opbrengen voor de grieven die op tafel werden
gelegd. Gesterkt door een niet onwelwillend kerkbestuur was de zaak
snel beklonken. De pastoor gaf zijn zegen maar stelde wel enige voor
waarden. Er moest een dagelijkse leiding komen en er moest een
regelmatig contact worden onderhouden tussen de vertegenwoordigers
van de jeugd en het kerkbestuur. Met deze eisen had de enthousiaste
vertegenwoordiging weinig moeite. Een driemanschap trad in functie
en handen werden geschud. Er werd een wijntje geschonken en kort
daarop trok de groep in een ware zegetocht naar de overkant voor
hun eerste officiële samenzijn in het gebouw dat als 'Beatbunker' de
geschiedenis zou ingaan.
Als je er even bij stilstaat is het initiatief dat toen genomen is even dorps
en even spontaan als uniek te noemen. Men ging van start zonder enig
voorbeeld van 'hoe anderen het deden' in de omliggende gemeenten (er
waren doodeenvoudig geen voorbeelden aanwezig). Via een inderhaast
aangevraagde gemeentelijke subsidie van honderdvijftig gulden ter dekking
van de inrichtingskosten, groeide de Beatbunker stap voor stap uit tot een
heus jongerencentrum.
De aanvankelijke vrije huur verschafte de broodnodige lucht, een ingestelde
contributie een batig saldo en de fantasie en werklust van de arbeidersjeugd
toverden de grauwe houten ruimte in een vloek en een zucht om tot een
waar Beatpaleis.
Een biljard verscheen, een complete tafeltennistafel tikte men op de
kop, de oude bar van Meereboer kon worden overgenomen (dat was
een hele omschakeling voor die bar - de Beatbunker tapte uitsluitend
frisdranken), een gokkast werd neergezet en spoedig maakte de oude
platenspeler plaats voor zo'n moderne jukebox. Stormenderhand had de
nieuwe generatie een Beatbunker opgeëist stormenderhand veroverde de
Beatbunker de harten van de Oudorper jeugd. Weg van de straat, weg van
de bekrompen verhoudingen in het ouderlijk huis, op school, op het werk
en in de maatschappij. Hier was het goed thuiskomen in wat men zelf
had opgebouwd. De bevrijdende geur van de potkachel, de overheerlijke
gekoelde cassis en de vrije muziek die ouderen deed huiveren. Met de
Rolling Stones, The Beatles, Them, Bob Dylan en andere spreekbuizen
van de progressieve sound, keerde men zich tegen de belegenheid van
de tijd. Vandaar ook dat de jongeren groeperingen als de Verkennerij en
Katholieke Arbeidersjeugd (KAJ) van de hand wees. Dat waren immers
ook traditionele en gezagsgetrouwe organisaties en dus vertegenwoordigers
van de oude maatschappelijke orde. Nee, men stippelde een eigen weg uit,
zonder welpenpetje of het muffige uniform van de verkenners, maar in
strakke spijkerbroek met rafels. I
Kroniek van oudorp iuni 2008 21