(Ben je zondag nog naar de kermis geweest?) (Ook in 't Engels (I have been) en in 't Frans (j'ai été) is dat zo!) 5. Een Westfries zegt jij doene, jij geve, jij mochte enz., in plaats van jij doet, jij geeft, jij mocht. Jij mochte niet komme, denk (Jij mocht zeker niet komen?) 6. Het hulpwerkwoord staat in een bijzin altijd achteraan. 't Heb zo weze moeten, zei de boer. Ja, 't heeft zo moeten zijn, zei de pastoor. 7. Een Westfries ligt altijd overhoop met kunnen en kennen, en liggen en leggen. Daar heeft hij echter wat op gevonden: Meester Jan, is het: hij ligt op z'n bed of hij legt op z'n bed? Jan: Alletwei fout, meister, 't is hai loit op z'n bed. 8. Bijzinnen van tijd begint een Westfries heel vaak met al: Al bè je klaar, kè je gaan. (Als je klaar bent, kun je weggaan.) 9. Westfriezen plakken graag het achtervoegsel -ig of -erig achter een woord: Ik ben wat latig, hai is niet zo bierig, ik ben niet zo AFC-vierenderterig, zai is wél vaste tepoiterig e.d. Jan Pannekeet, die de grootste kenner was van ons dialect, hoorde een vrouw die niet zo van broekpakken hield, zeggen: Nei, ik ben niet zo broekpakkerig. 10. Het Westfriese dialect kent aparte meervoudsvormen en verkleiningsuitgangen: knechtse (knechten), leunings (leuningen), manje (mannetje), zontje (zonnetje), breggie (bruggetje) snoepie (snoepje) e.d. Dit zijn tien belangrijke kenmerken. Er zijn er, zoals gezegd, veel meer. Als u hierover alles wilt weten, moet u de boeken van bovengenoemde Jan Pannekeet eens inkijken. Hij is zelfs doctor geworden met een proefschrift over de woordvorming in het Westfriese dialect. Een klein onderzoekje Is het Westfries in Oudorp nog een beetje bekend? Ik heb een klein onderzoekje uitgevoerd. Aan een twintigtal Oudorpers, geboren in Oudorp of geboren in West-Friesland en al meer dan 25 jaar in Oudorp wonend, heb ik gevraagd naar de betekenis van 25 echte Westfriese woorden. Deze woordenlijst is hieronder afgedrukt. U kunt zelf ook eens kijken welke woorden u nog bekend voorkomen. Verder in de tekst vindt u de juiste antwoorden. 1. Answêle: a. polonaise lopen, b. bij elkaar harken c. heel hard schreeuwen. 2. Baitaaie: a. af en toe b. kauwen c. speculaas 3. Diggel: a. varkentje b. scherf c. opgedirkt meisje 4. Eendebier: a. slecht soort bier b. poep van 'n eend c. slootwater 5. Fuk: a. onderbroek b. moderne krachtterm c. bril (Een echte Oudorper vertelde mij, dat hij hier het woord fuik gebruikte) 6. Glouwe: a. stelen b. handen c. gluren 7. Hoekers: a. buren b. wat voor c. mensen van Hoek 8. Inverdan: a. afgelegen b. aan de dijk c. heel ver weg (Een jonge Oudorper had geen moeite met dit woord: in Schotland, zei hij, is een dorpje dat Inverdan heet en dat ligt heel afgelegen!) 9. Jachte: a. schieten b. varen c. jakkeren 10. Kliek: a. 'n hoop mensen b. etensrest c. smeerboel 11. Leukerd: 12. Meute: 13. Neers: a. grappenmaker b. zonderling c. aardige vent a. 'n heleboel b. in opstand komen c. kletsen a. achterste b. naar beneden c. kattig meisje Kroniek van Oudorp 2007 41

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek van Oudorp | 2007 | | pagina 41