Overigens zie je in het gehele land wel dat er in de
buurt van grote kastelen en andere bouwwerken
sporen zijn aangetroffen van steenovens. Na
afloop van de bouw van zo'n groot kasteel bleef de
steenoven vaak net zo lang in bedrijf als er vraag was
naar stenen voor andere naburige bouwwerken.
Steenplaatsen
Na het midden van de I6e eeuw, tijdens het
beleg van Alkmaar, wordt nog wel melding gemaakt
van deze zogenaamde "steenplaatsen". Het is echter
niet duidelijk of zij in die tijd nog in productie
waren, zeker omdat een aantal omringende meren
in die tijd al was drooggelegd. Om deze reden
was er veel minder natte klei beschikbaar voor het
bakken van stenen.
De steenovens in Oudorp waren van het veldoven
type. Een flinke oven voor die tijd kon 20 bij
8 meter groot zijn. Hoe groot onze Oudorpse
ovens waren is niet bekend. Per jaar werden er
honderdduizenden stenen gebakken.
Een veldoven had standaard twee stevige zijmuren
en soms een vaste kopmuur. In die muren waren
vuurmonden uitgespaard. In de oven werden de
stenen op lange regels op een bakstenen vloer
gestapeld (tot ca. twee meter hoog). Daar tussenin
waren looppaden voor het stapelen vrijgehouden.
Deze looppaden werden, als de stapeling was
voltooid, meestal gevuld met hout en turf en
dienden dan als brandgang. Vervolgens werd de
zaak afgedekt en bouwde men de vierde muur. Die
bestond uit stapelstenen die men dichtsmeerde
met klei, zodat de te bakken stenen zich volledig
in een ommuurde ruimte bevonden. Dan werd de
bovenkant afgedekt met grotere dekstenen en een
laag zand (vanwege warmte isolatie) en werden er
losgestapelde schoorsteentjes aangebracht. Door deze
meer te openen of te sluiten kon dan de trek in een
dergelijke oven worden geregeld. Was alles gereed
dan werd de brandstof aangestoken en werd er via
de vuurmonden regelmatig brandstof (vaak turf)
nagevuld. Op deze manier kon het gehele proces
drie tot tien weken blijven voortduren, met een
temperatuur van rond de 1000 graden Celcius (voor
kwaliteitsstenen). Dit na-vuren werd gedaan door
de stoker, die een echte vakman moest zijn, omdat
onoordeelkundig stoken een grote partij inferieure
stenen met lage opbrengstwaarde tot gevolg zou
hebben. Dat zou de arme families van toen van de
noodzakelijke inkomsten beroven
Door de grote rookontwikkeling stonden de
steenovens steeds op een bepaalde afstand van
de bebouwing in de open ruimte. En omdat de
verbranding niet volledig was moest er ook opgepast
worden voor koolmonoxidevergiftiging.
De brandtijd was afhankelijk van het type en de
kwaliteit van de klei. Te hoge temperaturen zouden
leiden tot verglazing van de stenen. Vandaar dat het
na-vuren steeds beheerst moest gebeuren, omdat dit
anders tot een partij afgekeurde stenen zou leiden.
Kwaliteitsstenen
Dat er zo goede kwaliteitsstenen konden
worden gemaakt blijkt wel uit het feit dat er nog
talrijke gebouwen zijn die met dit type stenen de
tand des tijds hebben doorstaan. Helaas hebben de
Oudorpse kastelen zich door verwoesting niet in
die zin mogen bewijzen.
De ovens waren in handen van groepen die
ze runden als coöperaties, maar later kwamen
steeds meer ovens in bezit van een enkele
eigenaar die optrad als ondernemer met
personeel.
Er hebben in Nederland talloze veldovens
gestaan, voornamelijk langs de rivieren en
in de leemgebieden van Gelderland. Bij
archeologische opgravingen zijn vaak de
zwarte sporen zichtbaar van de brandgangen,
het karakteristieke element dat voor directe
herkenning zorgt. Het is niet bekend of er van
de drie steenovens langs Frieseweg/Rekerdijk
ooit bepaalde sporen zijn aangetroffen.
Dit zal voor de Middelburg over de Munnikenweg
hebben plaatsgevonden, terwijl voor de bouw van
de Nijenburg (Nieuwburg) ook transport over de
vaarten in aanmerking zou hebben kunnen komen.
Dick Veel
Kroniek van Oudorp
2007
33
a;
1) collectie Hingman, Nationaal Archief te Den Haag
2) J.P. Geus: Uit de Historie van Koedijk en Huiswaard