l t L H 8 supliants zoon geene genoegsame ruimte bevat om door de beide huisgezinnen be woond te worden...' Daarom verzocht hij permissie om zich op eigen kosten in Schermerhorn te mogen vestigen. De hoofdingelanden stemden in april 1833 hiermee in op voorwaarde dat Jacob in het Noorderpolderhuis woonach tig bleef. Gerrit Boldewijn, was overleden. Dijkgraaf Petrus de Sonnaville kwam direct in actie. Hij droeg adjunct-timmerbaas Jacob Kuij- per op om daar voorlopig de leiding over het werkvolk op zich te nemen. De uitge breide administratie werd overgelaten aan heemraad Vader. Op deze manier werd de dood van Boldewijn soepel opqevan- I I 1 I I acl vra Ze: laa de de tot vo lee r c t V t D la hi k< zij di D 4( te bi v< (7 november 1835), Maartje (12 juli 1837), Bregje (20 april 1839), een doodgeboren baby (3 december 1840), Antje (10 mei 1842) en Jacob (6 januari 1844). Toen de tweede baby op komst was, diende Pieter weer een verzoekschrift in bij de hoofdin gelanden. Hij gaf aan dat het polderhuis'.. bij de vermeerdering van het gezin van des gen, waarbij Jacob kon rekenen op mees terknecht Gerrit Visser, die al ruim een halve eeuw op de Zuiderwerf werkte. Dijk graaf en heemraden waren tevreden en besloten Jacob dat jaar 200 gulden extra te geven, bovenop zijn salaris als knecht 300 gulden. Op deze manier werd Jacob stapje voor stapje in het zadel geholpen als opvolger van zijn vader. Dat het polderbestuur ver trouwen in hem had, blijkt nadat op 22 juli 1833 de timmerbaas van de Zuiderwerf, Voor de opvolging van Boldewijn kwam Kuijper kennelijk toen nog niet in aanmer king. Dat kan echter gelegen hebben aan het simpele feit dat er dan een nieuwe baas op de Noorderwerf nodig was. Bij de inzet van de inmiddels tegen de zeventig lopende en niet meer op de werf woon- Het Noorderpolderhuis, begin vorige eeuw.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Kroniek : Graft-de Rijp en Schermer | 2018 | | pagina 8