1
Di
De noodbrug
12
ruilverkaveling. Om de bewoners tege
moet te komen, wordt wel een werkgroep
samengesteld. Deze bestaat uit de heren
U.W. Bentinck en J. ten Wolde namens de
gemeenteraad. Namens het Waterschap
de heer W. Schermerhorn, namens de eige
naren de heer L. van Dam, en namens de
technische dienst de heer P. Nieuweboer.
Deze commissie onderzoekt wat op korte
termijn mogelijk is en komt al snel met het
voorstel een tijdelijke noodbrug voor fiet
sers en voetgangers te maken. Een defini
tieve nieuwe Spaanbrug kan dan later, met
subsidie van de ruilverkaveling, gebouwd
worden. Het zal een smalle fietsbrug wor
den, paard en wagen en auto's kunnen er
niet overheen.
De firma Woestenburg uit De Rijp stuurt 1
december 1980 een offerte voor het aan
brengen van een noodbrug voor 2950,-
deze kan met spoed geplaatst worden, ten
noorden van de Spaanbrug vanaf de bie
tensteiger aan de Schermerkant tot achter
de boerderij van Veldhuis. Het Lange Rond
wil het dijklichaam waar de noodbrug op
aansluit kopen van Veldhuis en Van Dam
die op hun beurt de opbrengst hiervan
inbrengen als aandeel in de kosten. De
heren Van Dam, Veldhuis, Bentinck en 01-
denbroek worden tijdelijk eigenaar van de
noodbrug.
Het Lange Rond heeft de algehele techni
sche leiding bij de bouw en om kosten te
sparen worden, waar mogelijk, de voorbe
reidende werkzaamheden door de belang
hebbenden en eigenaren van de bestaan
de Spaanbrug uitgevoerd. Het Waterschap
stelt ook nog enig materiaal beschikbaar.
De overige kosten worden gedeeld tussen
gemeente en Waterschap Men verwacht
dat de noodbrug ongeveer vijfjaar dienst
moet doen.
Het Hoogheemraadschap geeft toestem
ming op voorwaarde dat de oude Spaan-
Hi
he
Pr
g«
m
He
to
In
de
g«
ee
de
m
P<
b
D
d
sf
Ir
S|
b
D
m
Bets Schot, bewoonster van de Kleine Dijk:
"Ik ging voor het eerst in 1958 naar de Kleine Dijk, naar het huis waar Jo Schot woonde. Ik
kwam op de fiets en ging over de Spaanbrug, maar toen kon ik plotseling niet verder. Er
stond een hek, net over de brug. Uit de boerderij die links van de brug stond kwam iemand
aan en die zei dat ik eerst vijfcent moest betalen anders ging het hek niet open. Nou, daar
stond ik dan, daar had Jo me niets over verteld maar goed, ik betaalde want ik wilde er
toch door. Toen ik bij Jo kwam en het vertelde werd hij kwaad, hij vond dat ik helemaal niet
moest betalen want de familie Schot betaalde jaarlijks al een vast bedrag. En ik hoorde nu
toch ook bij de familie, als verloofde van Jo. Vanaf die dag moest ik bij het hek wel altijd
even zeggen wie ik was en dat ik naarJo Schot ging, maar hoefde ik niet meer te betalen.
Gelukkig maar, want je moest niet alleen heen, maar ook terug weer betalen.
Na een paarjaar, ik denk ergens begin jaren '60, ging het slot er af en nog later was ook het
hek verdwenen, gesloopt denk ik. De brug werd wel steeds slechter en daar klaagden we
als buren over. Het waren prima buren hoor, maar ze deden er weinig aan, behalve mis
schien eens een enkel plankie vernieuwen. Toen onze zoons iedere dag over de Spaanbrug
naar Alkmaar fietsten vond ik het wel eens angstig worden, zo slecht was die brug. Vooral
de palen die in het water stonden, je zag gewoon dat ze helemaal verrot waren. Als het
hard stormde dacht ik wel een nou waait die brug om. Dat er nooit een paard en wagen of
auto door is gezakt is nog een wonder. Het duurde veel te lang voor er eindelijk eens een
andere brug werd gebouwd. Eerst kwam er nog een noodbrug maar dat was maar kort”.