aar maakte Adriaan Reland: opleiding 7 l'ii qui ex tmariae divinae et comi- m filium 7 jubens leris hu- moesti ;acris ya pus inne itur. ora licit ore. gen man esproten fdam zes n den zin n lof van blonken, begeven haam al- emberin honderd i Adriaan ing vloed rilde stel- rust hier iven. Een Hemelry gheemraad- zen in Ken- Ook was hij e Rijp. Aagje weede zoon ■jannes huw- >3 te Amster dam met de twaalf jaar jongere Clara Cornelisd. Oosterland. Johannes en Clara waren getuigen bij de doop van hun eerste kleinkind Catharina Elisa beth Adriaand. Reland, juli 1703. Bijna een maand later overleed Johannes. Gedurende zijn Amsterdamse perio de speelde hij een belangrijke rol in het leven van de stichtelijke dichteres Henrica van Hoolwerff (1658-1704), dochter van mr. Aalt van Hoolwerff en Margaretha Beveloth. Henrica was ge relateerd aan de latere schout van De Rijp, Gerard Johan van Hoolwerff. Vanaf haar vierentwintigste jaar lag zij ziek op bed, "met een kloek verstand, scherpzin nig van oordeel, een sterk geheugen en zeer godsvruchtig", aldus de theoloog Melchior Leydekker. Reland bezocht haar regelmatig, en toen ze bij haar oom en tante in Amsterdam kwam te wonen, zat hij dikwijls op zondag aan haar bed om de preek te herhalen die hij in de kerk had gehouden. De poort van de Agnietenkapel waar ook Adriaan nog doorheen gegaan is I Na zijn geboorte in 1676 te De Rijp volgde in 1677 al de verhuizing naar Amsterdam. De jonge Adriaan heeft dus nauwelijks iets meegekregen van De Rijp. Enige bin ding met zijn geboorteplaats zou hij wel gevoeld hebben en ook zijn bijgebracht door de familie, wat aan het einde van zijn leven zou blijken. Maar Amsterdam was de plaats waar zijn vroeg opgewek te dorst naar kennis kon worden gelest. Want zijn buitengewone aanleg bleef niet voor zijn ouders verborgen. Op elfjarige leeftijd werd Adriaan al door zijn vader ingeschreven als de student 'Hadrianus Relandus'aan het Athenaeum lllustre. Dit was gevestigd in de Amsterdamse Agnie tenkapel, waar Vossius en Barlaeus in 1632 een opleidingsinstituut waren begonnen. De academische opleiding bestond uit let teren, theologie, filosofie en natuurweten schappen. Hij kreeg Latijnse les van de zeer kundige Latijnse redenaar en dichter Petrus Fran- cius. De Hebreeuwse en Chaldeeuwse (Aramees) talen leerde hij van de predi kant Everard van der Hooght, Oosterse letterkunde werd hem onderwezen door hoogleraar Willem Surenhuizen (Surenhu- sius). Het Semitische Hebreeuws ging hem zo goed af dat Van der Hooght hem "een wonder zijner jaren" noemde. Op dertienjarige leeftijd verhuisde hij naar Utrecht en ging inwonen bij de hoogle raren Melchior Leydekker en Hermannus Witsius, vrienden van zijn vader, waarvan hij lessen in de godgeleerdheid kreeg. F *8 c "X '■Lk. f uuiu ih Ifj 1 L n' ■1 -i SUronaiBfl i 4 I r. M •9 i M 1 L SBB y

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Kroniek : Graft-de Rijp en Schermer | 2017 | | pagina 7