}EN IN
Schrijven in De Rijp
Economische Liedjes, 1781; De gelasterde Onschuld.
49
Ftf
maan-
iateer-
Deken
schrij-
•ductie
jje De
len die
nden-
r haar
haar
/rouw
moe-
terug,
ip een
willen
unnen
dden-
rianus
In 1760 trad zij toe tot de geloofsgemeenschap van de collegianten te Rijnsburg, voor
standers van de doop naar eigen wilsbeschikking. Zij bleef tot haar 20ste in het wees
huis. Waarschijnlijk dreef zij in dejaren daarna een theehandel om in haar onderhoud te
voorzien.
In 1776 vond de eerste ontmoeting met Betje Wolff plaats in het huis van Jan Everhard
Grave een gemeenschappelijke vriend in Amsterdam. Enkele jaren later, in 1779, zou hij
het zijn die de bekende "walvistraan" brief ontving.
Op 29 april 1777 overleed ds. Wolff, en Deken kreeg dat als eerste te horen samen met
het verzoek om zich zo snel als zij kon, naar de pastorie in Middenbeemster te begeven.
Enkele maanden bleven zij waarschijnlijk nog samen in de Beemster tot aan september,
toen de beide vrouwen definitief gingen samenwonen in een klein huisje in de Rech-
testraat in De Rijp.
volgden ontwikkelde zich een innige vriendschap. De vrouwen waren wat betreft tem
perament geheel tegenovergesteld: Betje was dominant, scherp en levendig, Aagje was
heel bescheiden en op de achtergrond. Zoals de schrijver Bellamy het typeerde: "Bekker
is de azijn, Deken de olie - dat maakt zomen een goede sous"
Aagje (Agatha Pieters) Deken kwam uit een boerengezin uit de buurt van Amstelveen,
en werd al wees op haar vierde. Zij bracht haar kinderjaren door in het weeshuis van de
vrijzinnig- protestantse collegianten, De Oranje Appel in Amsterdam. Door de erfenis
van haar ouders kon een aanzienlijk bedrag meegegeven worden aan het weeshuis en
de jaren die volgden werden later ook door Deken als gelukkige gezien waar ze haar
hele leven baat bij heeft gehad en zoals ze zelf zei: "De meisjes hebben het daar al te wel:
men leert haar daar denken., zij kunnen niet zo willoos zijn, als men van de dienstboden eist."
Krenk mijn goeden naam,
Wat zal mij dat schaaden?
't Vuile van uw blaam
Hecht niet op mijn daden
Wolff
an de
zij uit
i ieder
m vrij
er zich
jre vij-
e haar
s-Wol-
hriste-
dïïi!
Hun jaren in de Rechtestraat bleken ook persoonlijk vier bijzondere en gelukkige te zijn.
'Wij leven zo gelukkig als de aarde gedoogt waar wij op leven', schreef Elizabeth aan hun
vriend Grave. Toch werd het samenwonen niet door iedereen als vanzelfsprekend en
geheel onschuldig gezien. In het kleine en "de stille Rijp" zullen de twee merkwaardige
vrouwen die zich onledig hielden met het schrijven van louter brieven al snel onderwerp
van roddel en laster zijn geweest. Maar ook de brief aan Grave doet vermoeden dat het
niet alleen de dorpse achterklap zal zijn geweest, maar dat zij ook onderwerp van 'ge
babbel" waren binnen hun kennissenkring.
ft!*-»
WS
r.
w.
rfr
KA
•5
i
r'iiib ‘li’rï
>4
4T
11
.Ttf
jx
V
X.’
?*v.
*l*4*At<
1*
J
i»h
I
I
i
I
I
■SS
.(.I
WW