renleenbank. De vergoedingen voor het gebruik hielden gelijke tred met de loon- en prijsontwikkelingen in de jaren van het verenigingsbestaan. Een leuk (ongedateerd, vermoedelijk uit 1956) staatje op de pagina hiernaast geeft de omvang aan van de vereniging in zijn doen en laten. Dit is natuurlijk een momentopname, maar laat toch een uitgebreid machine park zien. Steeds moesten tarieven wor den aangepast naar gelang de ouderdom van de machines of vanwege het al of niet frequent gebruik. Maar ook het slinken van het verenigingskapitaal, de werkafstanden en loonontwikkelingen hadden invloed op de tarieven. Een groot deel van vergaderingen werd besteed aan de uitbreiding van het ma chinepark. Na vaak lang wikken en wegen, werd overgegaan tot aanschaf. Alles wat achter een tractor gehangen kon worden, passeerde de revue zoals mest-, gras- en bietenopladers. Wat aan een tractor gezet kon worden, ontbrak ook niet, o.a. maai- balken, hooischeppen en kooiwielen. Bo vendien moesten ze beschikken over de gebruikelijke machinerieën voor inkuilen, greppels maken, rooien en persen. Daar kwamen nog bij de grasrollers en de kro- zers. Een terugkerend punt was het tekort aan chauffeurs in de drukke tijden. Men tracht te dat binnen de vereniging met eigen leden op te lossen. Soms werden er tij delijk losse krachten aangetrokken, zoals Adriaan Schrama en Dries van der Streek, meestal maar voor één seizoen. Het jaar 1952 werd financieel negatief af gesloten en werd er per aandeel 20,00 nagevorderd aan de leden. Accountant Wennink merkte op dat sommige werktui gen niet efficiënt werden ingezet, ja zelfs ongebruikt waren. Men zou trachten deze te verkopen, sommige waren al afgeschre ven. De watersnoodramp van 1953 kreeg ook de nodige aandacht. Er werd besloten tot hooilevering, waarvoor naderhand een dankbetuiging binnenkwam van het Hulp verleningscomité. Heel lang werd gedebatteerd over een maaikneuzer of een veldhakselaar voor het ensileren (inkuilen) van gras. Hoewel min der handkracht nodig was voor de kneuzer werd toch de voorkeur gegeven aan de Hardeland-inkuiler, vanwege een beter eindresultaat (Hardelanden was een me thode om gras in te kuilen met melasse). Accountant Wennink (later directeur van de Zuivelbank te Alkmaar) adviseerde eind december 1961 het bestuur dat er minder geleend zou moeten worden van de Boe renleenbank. Er moest meer gefinancierd moest worden door eigen leden. Er zou zelfs een reservepot gekweekt moeten worden, zodat de rentebetalingen zouden afnemen. De verhouding tussen produc tieve- en onproductieve uren noemde ac countant Wennink "onevenredig scheef". De balans der vereniging was goed door verkoop van oud materieel, maar de ren dabiliteit moest beter. In 1962 werd de oude kraan verkocht naar Jisp, de nieuwe kraan met een hefhoogte van zes meter was toen in aanbouw. Bedrijfsleider en verder personeel De bedrijfsleider, in de persoon van Jan Bergsma, loopt als een rode draad door alle notulen. De heer Bergsma werd in 1950 een over eenkomst met een minimum winterloon aangeboden van 45,00 per week, maar weigerde dat. Hij wilde liever per uur blij ven werken, om zo zijn tijd zelf in te kun nen indelen. In 1951 deed het bestuur 21

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Kroniek : Graft-de Rijp en Schermer | 2016 | | pagina 21