Dokteren Het Oevre Posthume van Hans Keuning bevat een vijftigtal UKV's (Ultra Korte Verhaaltjes). Jeugdherinneringen die hij zelf omschrijft als 'blaadjes die in de herfst van een boom vallen'. De redactie van de Kroniek raapte ze op, plaatste ze op onze website en wil er elke keer een of twee in dit periodiek zetten. x W feg. 'r - Toen ik nog jong was - nu al meer dan 85 jaar geleden - waren er twee artsen in De Rijp. Vooreen plaats met zo'n 1300 inwoners eigenlijk te veel, ook al rekende je er Graft en een stuk van de Beemster bij.Beiden woonden in de Rechtestraat, ongeveer acht huizen van elkaar af.De ene was dokter Jebbink en de ander was dokter van Leeuwen. Van de laatste herinner ik mij allereerst, dat hij een wat gezet figuur was,meestal in een donkerbruin pak gehuld en dat hij een glimmende schedel had zo rond als een knikker. En dat over het erf naast zijn woning - het huidige nummer 70 - een ruime tuin met kastanjebomen, een grote zwarte hond met je achter het hek meeliep als je er langs ging. Dat die hond er heel wat bedreigender uitzag dan hij in werkelijkheid was, heb ik al vrij gauw kunnen constaterentoen hij ook eens een paar dagen bij ons gelogeerd heeft, toen er bij Van Leeuwen niemand thuis was om het dier te verzorgen. Het was gewoon een heel goedaardige lobbes, die zich alles liet welgevallen. Dokter van Leeuwen heeft mij op de wereld geholpen, want hij was onze huisarts. En.... hij woonde het dichtste bij. Dat lijkt een nogal wonderlijk argument, maar in die tijd, waarin telefoons nog zeldzaam waren, was de meest voor de hand liggende manier om een dokter te alarmeren bij hem aan te bellen of een briefje door zijn brievenbus te duwen. Er waren weliswaar spreekuren, één 's morgens en één 's avonds voor mensen, die dan pas vrij van hun werk waren, waar je op de vastgestelde uren in een wachtruim te kon plaats nemen. Maar daar werd niet veel gebruik van gemaakt, ook omdat een dokter in die tijd veel meer zijn patiënten bezocht dan dat het omgekeerde het geval was. En ook in het weekend was hij er gewoon. Kom daar tegenwoordig maar eens om! Hoe het precies ging weet ik niet meer, maar rond 1930 was dokter van Leeuwen weg en zat er een jonge huisarts met vrouw en kind in hetdoktershuis, die toen min of meer vanzelfsprekend onze huisarts werd. Dokter Jan Hilbrands zorgde er voor dat ik de gebruikelijke ziektes, zoals mazelen, roodvonk en kinkhoest, goed doorstond. In diezelfde tijd had dokter Jebbink zijn praktijk verkocht aan een eveneens jonge huisarts, dokter Siem Schermerhorn, die, toen dokter Hilbrands al vrij gauw naar Hardinxveld vertrok, ook onze huis arts werd. Mijn vader vertelde eens, dat toen hij als huisbezoekend dominee bij een al oude man naast diens ziekbed zat en dokter Schermerhorn ook binnentrad deze, mijn vader zien de zich liet ontvallen: "Nu de notaris nog en dan kunnen we beginnen"! 34

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Kroniek : Graft-de Rijp en Schermer | 2016 | | pagina 34