kerden dat het nog niet nodig was. Inder
daad bleef de stijging van het peil beperkt,
onder andere doordat er dwars door de
binnenstad van Purmerend snel een dijk
je van zandzakken werd aangelegd om te
voorkomen dat er nog meer water in de
Where en het kanaal liep.
Nasleep: dijkverbeteringen?
Op 23 maart 1916 waren de gaten in de
zeedijken eindelijk gesloten. Het Heem
raadschap de Eilandspolder verkocht
de gebruikte zandzakken in april aan de
hoogste bieder, opbrengst 84 gulden.
Maar gedaan was het hiermee niet. Op
3 mei 1916 ontving het bestuur van het
heemraadschap een brief van Gedepu
teerde Staten (GS). Provinciale Waterstaat
had de ringdijk geïnspecteerd en daarbij
was gebleken dat die over een aanzien
lijke lengte te laag was, met name in de
bebouwde kommen van Westgraftdijk,
Driehuizen, Grootschermer, Schermerhorn
en De Rijp. Op sommige gedeelten lag de
kruin van de dijk zelfs onder NAP of maar
een paar centimeter daarboven. Dit terwijl
in de keur of verordening van de Eilands
polder een minimumhoogte van 0,30 m
NAP was voorgeschreven. Verder liet de
stabiliteit van de dijk vaak te wensen over.
De helling van het binnentalud was hier
en daar veel te steil en dat er vaak direct
onderlangs de dijk een slootje liep, maakte
het er ook niet beter op. Bij dit alles kwam
nog dat de dijk op een slappe, veenachti
ge ondergrond lag. Kortom, de dijk moest
worden verhoogd, het binnentalud dien
de een flauwere helling te krijgen en GS
stonden op de aanleg van een berm met
een breedte van minimaal vijf meter tus
sen de voet van de dijk en de sloot.
Dijkgraaf De Boer en de heemraden schre
ven terug dat zij de problemen onder
kenden en men er al geruime tijd mee
bezig was. De watersnood had duidelijk
gemaakt dat het zaak was met kracht op
de ingeslagen weg verder te gaan. Maar
verbetering van de polderkade in de dor
pen was nu eenmaal heel erg moeilijk, zo
niet onmogelijk. De waterkering was daar
vaak tevens weg of maakte deel uit van
particuliere erven. Ten slotte vond het be
stuur van het heemraadschap niet zozeer
de geringe hoogte, maar vooral de stabili
teit van de dijk problematisch.
Met name in West-Graftdijk was de situatie
zorgelijk. Daar was de Zuiderstraat tevens
polderdijk. Het Noordhollandsch Kanaal
stond niet alleen in verbinding met de
Graftdijker haven, maar ook met een in de
havenkom uitkomende sloot achter de Ka
naalkade. Hier kwam bij dat Graftdijk des
tijds aan het zuideinde van het dorp een
tweede haventje bezat, de Kloosterhaven.
Deze was bereikbaar door een bruggetje in
de weg over de Kanaalkade. De Klooster
haven bestond uit een sloot ter lengte van
ongeveer 100 meter tussen de bebouwing
langs het Kanaal en de Zuiderstraat. Verho
ging van de polderdijk (Zuiderstraat) tot
0,40 m NAP - 10 cm extra om duurzaam
op 0,30 m NAP te komen - was onmo
gelijk omdat dan menig oonwonende
niet meer uitzijn woning zol kunnen komen
doordien de woningen vlak tegen of soms
op de kade - die oorspronkelijk op A.P. werd
aangelegd- zijn gebouwd', aldus dijkgraaf
De Boer en de heemraden. De insteek was
daarom de kade langs het kanaal tot de
polderwaterkering te maken en in ieder
geval de Kloosterhaven te dempen. Over
dat laatste werd al sinds 1908 gepraat, niet
wegens de waterveiligheid, maar omdat
de Kloosterhaven een open riool vormde.
Het heemraadschap, de gemeente en an
dere betrokken partijen konden het ech
ter toen puntje bij paaltje kwam niet eens
11