Opmerkingen van de lezer
In het jongste decembernummer van de Kroniek, in het artikel van Martin Dalenberg
over De Nieuwe Beemster, troffen mij twee passages over de naam De Karno en over
de Carno Bouillonfabriek. De naam Carno met een C heeft niet te maken met het kar
nen van melk, maar met de producten die werden gemaakt. Het waren de jusblokjes
waar de fabriek naar genoemd werd. Jusblokjes bestaan uit een vleesextract. Carno
is afgeleid van het Latijnse woord'carnis'dat'vleselijk'betekent. In het Portugees, het
Spaans en het Italiaans is'carne'vlees. Een carnivoor is een vleeseter. Tijdens de oorlog
was een jusblokje waarschijnlijk een surrogaat en zou door de Duitsers Ersatz worden
genoemd. I
In het artikel wordt gesproken over stankoverlast. Wij woonden vlak naast het fabriek
sterrein en ik kan je zeggen dat de fabriek vreselijk stonk. De geur was te vergelijken
met die van de destructor die in de jaren vijftig bij Purmerend stond te stinken. Eens
liet ik in een gesprek met Pleun Middelkoop het woord Karno vallen. Pleun werd kwaad
en zei mij dat hij het woord nooit meer wilde horen. Dat was natuurlijk vanwege de
moeilijkheden met de omwonenden uit de tijd van de jusblokjesfabricage.
Van de gaarkeuken in De Nieuwe Beemster herinner ik mij dat in de Hongerwinter
mensen lopend uit Amsterdam kwamen in de hoop dat er wat voedsel overbleef en dat
ze dat kregen. Op een keer stond ik door een spleet in de schutting achter ons huis te
kijken naar de Amsterdammers. Mijn moeder gaf mij een overgebleven pannenkoek en
zei mij deze aan een jongetje te geven dat tussen de mensen stond. Ik liep om naar de
fabriek en gaf hem aan de jongen. Ik verzeker je dat ik nog nooit een pannenkoek zo
snel in iemands mond heb zien verdwijnen.
Verder weet ik nog dat in het laatste oorlogsjaar de familie Roelofsen 'van het Ja
gersbruggetje' in de fabriek was ondergebracht. Dit was in verband met het door de
Duitsers onder water zetten van de Eilandspolder, de inundatie. Kort na de oorlog, toen
de polder werd drooggemalen, bleef het water het langst in greppels staan. Er zat veel
vis in het overgebleven water. Je moest wel goed oppassen als je en snoek wou grijpen,
want er werd gezegd dat van iemand door een snoek een duim was afgebeten. Of dit
laatste waar gebeurd is, durf ik niet te zeggen.
Jan Deckwitz
37