wel behoorlijk lang. Of heeft
men wellicht gebruik gemaakt
van tweedehands hout? Wat
ook veel voor kwam was het
'afpellen' van de ingebrande
houtconstructies, waarna er
weer 'schoon' hout te voorschijn
kwam. Door het ontbreken van
brandsporen lijkt het erop dat
hier geen sprake van is geweest,
en ook waren er geen sporen
van boorgaten, kepen of ravelin-
gen, die duiden op hergebruik.
Want dat hergebruik is toch wel
het eerste waar je in dit geva
aan denkt.
t
Een concept-versie van dit artikel kwam
terecht bij van Dirk J. de Vries, bouwhis-
toricus bij de Rijksdienst voor Cultureel
Erfgoed. Zijn visie laat zien dat één zwa-
uw nog geen zomer maakt. Hij heeft wel
degelijk een punt door te zeggen dat met
de uitkomst van één of twee balken niets
over de ouderdom van een pand te zeg
gen valt. Er zijn te veel factoren die dat
kunnen beïnvloeden. Bij het RCE hanteert
men de norm van minstens vijf monsters
per bouwfase.
Over mijn in dat concept gehanteerde
slotzin "Pos als alle historische panden in
de dorpskern van De Rijp een stuk balk af
zouden staan aan een dendrochronologisch
onderzoekcentrum, weten we meer", was hij
ook niet te spreken.
Wellicht ontging hem de licht cynische
ondertoon, want om meer te weten te
komen over ouderdom van de historische
panden in De Rijp pleitte hij vooreen meer
strategische aanpak, waarbij gebruikt ge
maakt kan worden van een licht destruc
tieve onderzoeksvorm. Door middel van
een speciale holle boor kan de kern uit
een balk gehaald worden en onderzocht.
Hiervoor zijn allerlei richtlijnen, maar het
grote voordeel is dat er niet gesloopt hoeft
te worden. Zaak is natuurlijk wel dat - om
een goed beeld te krijgen - alle historische
panden deel gaan uitmaken van het on
derzoek. En ga dat maar eens voor elkaar
krijgen.
Eric Berkhout
Bronnen: Internet; Wikipedia; Onderzoek
van Prof. dr. Esther Jansma; www.stich-
tingring.nl; www.noviomagus.info.
Fotomateriaal: internet Wikipedia; Ron
Geerlings; Jean Penders.
Met dank aan Ron Geerlings
32
:Ï:2Ï!
SSKS
'Jt;i
Xi r'