al een beetje laat, want in de 20eeeuw begon ook de grote opgang van de sigaret, door En gelse militairen vanuit het Midden-Oosten naar het westen gebracht. Sigaretten werden in Nederland geïmporteerd vanuit Engeland. De Tweede Wereldoorlog maakte echter een eind aan deze import en ook de invoer van tabak vanuit Nederlands-Indië stopte. In het begin was er nog wel voorraad, maar die rookte men er snel doorheen. Het in 1940 opgerichte Rijksbureau voor Iabak en Iabaksproducten zorgde er in 1942 voor dat tabak op de bon kwam. Bonnen Rio, Rn en R12 van de Tabaks- of Rook ers kaart' gaven recht op een rantsoen. Wie niet rookte kon op de bonnen ook scheerzeep krijgen. Een nieuwe kans voor de Nederlandse tabaksteelt In 1943 kwam van het Departement van Landbouw en Visscherij mededeling nr. 28, De teelt van tabak' uit, geschreven door ir. H.J.A. Slits. Veel mensen waren inmiddels ver slaafd aan tabak, vooral shag was behoorlijk populair onder brede lagen van de bevolking. Door de grote vraag en het geringe aanbod werd de prijs omhoog gedreven. Een goede reden voor velen om de eigen tabaksteelt weer op te pakken. Voor eigen gebruik (minder dan 100 m2) kon men z'n gang gaan, maar wie meer wilde, diende een teeltvergunning aan te vragen (krachtens de Bodemproductie-beschikking 1939). Uit oorlogsverhalen lijkt het zelfs of half Ne derland probeerde met eigen teelt voldoende tabak te produceren. In de nog werkende kerverijen en fa brieken werd veel van deze huisteelten tot amateur- tabak- en sigaretten omgetoverd. Het smaakte niet echt, maar beter iets dan niets! Veel oude mensen spreken nog met tranen en trots hoe zij in die moei lijke tijd aan hun 'rokertje' kwamen. Ook in de Eilandspolder en omringende dorpen werd volop geteeld. Dirk Veenman uit Middenbeemster had o.a. een veld tabaksplanten op het Baanmans- landje in De Rijp. Een lopend bereikbare akker en een waar eldorado voor spelende kinderen die zich tussen de hoog opgaande planten konden verstoppen. Om de bladeren zoveel mogelijk voeding te geven werden de (overigens mooie) bloemen aan de top verwijderd. Men deed het niet altijd omdat met bloem dunner blad werd verkregen. Maar de bloem was snel uitgebloeid en smette daarna de bladeren onder zich. De bladeren waren niet gelijktijdig oogstklaar en moesten regel matig, van onderaf, worden afgebroken. De middennerven van de bladen werden eruit gesneden en door de openingen op droogstokken geregen. De droging werd thuis gedaan in schuurtjes en op zolders. De tabaksteelt was en bleef hier kleinschalig. Het fermenteren van de bladeren werd door gaans in Hoorn gedaan, bij de fa. Pool, maar er werd ook naar voordeliger bedrijven omgezien. Amateurverbouwer Jac. Roelofsen leverde zijn bladeren (3 tot 5 kilo) aan de 58 A s 1 o ar et ten

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Kroniek : Graft-de Rijp en Schermer | 2016 | | pagina 62