In Graft en De Rijp daarentegen, zei dezelfde rapportage dat het tuindersbedrijf aan het toenemen was, en dat menig arbeider daar werk vond. Als middel van verbetering werd op het einde van de rapportage het advies gegeven 1 het bestemmen van groen land tot tuingrond'. De Eilandspolder leek een goed en goedkoop alternatief. De pioniers van het eerste uur die hier neerstreken waren dus katholiek. Zij zijn begonnen het grasland om te spitten en de grond te bewerken. De eerste gewassen werden geprobeerd, maar daarvan mislukten er velen. Echter, op den duur wist men te selecteren wat het best tot z'n recht kwam in de polder. Om een beeld te geven van de Rijper oogstomvang is een staatje uit 1919 van de Landbouwcommissie kenmerkend: Gewas: Hectare: Opbrengst in hectoliter): Veldbonen 20 60 Erwten 8 280 Stambonen 14 Bruin mosterdzaad 3 Blauwmaanzaad V2 50 (kg) Consumptieaardappelen 2 140 Vroege consumptieaardappelen 40 250 Voer bieten 20 Uien 38o Deze eerste tuinders zijn het waard om genoemd te worden. Achterin dit boekje, in bij lage 2, worden de nog bekende families ontrafeld. Ook wordt nagegaan waar zij oorspron kelijk vandaan kwamen en hoe ze in de Eilandspolder terechtkwamen. Kerkelijke vingers in de pap De kerkelijke bemoeienis bleef bestaan. Algemeen bekend was dat de katholieke gezin nen omvangrijk waren en voor veel opvolgers zorgden. Het werd bijna een wedstrijd, want met Pasen was het in de katholieke kerk gebruikelijk om de gelovigen te tellen. Men moest dan ook verplicht 'Paas' houden in de kerk. Er werd dan ook bekendgemaakt hoeveel gelovigen dezelfde achternaam droegen. Daar zaten mensen op te wachten, want het was bijna een strijd wie dat jaar het hoogste aantal aanhangers had gehaald. Meestal wonnen' de Roelofsen(s), maar de Twinten, Nibberingen, Verdonken, Stoopen, en de I aamen konden er ook wat van. Van deze voornoemde families is de oorspronkelijke gang naar de Eilandspolder na te gaan in de eerdergenoemde bijlage. Het bleef natuurlijk geen louter katholieke aangelegenheid, want ook andersgelovenden trokken de Eilandspolder in. Doch zij manifesteerden zich anders. Ze wierpen zich voor een groot deel op de fijnere teelt, onder platglas en in kassen. Een uitzondering vormden de telers van bomen en struiken die aan de zuidzijde van Graft en De Rijp actief waren. Om aan te geven hoe de verhoudingen lagen na de binnenkomst van de nieuwe tuinders, helpt het staatje op de volgende pagina dat Jan Blaauw destijds in De Nieuwe Chronyke liet opnemen. 45

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Kroniek : Graft-de Rijp en Schermer | 2016 | | pagina 49