en werd de land- en tuinbouw een belangrijke werkgever.
De uitwaaiering naar de nieuwe poldergebieden opende nieuwe mogelijkheden. De Ei
landspolder was vast land geworden en werd ook over land bereikbaar. Dit zorgde voor
externe contacten, die de welvaart weer bevorderde. De invulling van de polders zorgde
voor meer werk, en trok ook andere beroepslieden aan. Er werd meer gebouwd en de
groeiende bedrijven gaven de dorpen gestalte. Ook de onderkomens van de landarbeiders
gingen mee in de vaart der volken, er kwamen stallen en bewaarplaatsen voor voedsel.
Weliswaar afgesloten van de zee werd toch de haringvisserij, en later de walvisvaart, nog
druk beoefend. Schepen moesten via de sluizen en overtomen naar het buitenwater wor
den gebracht, of werden in havens langs de Zuiderzee gestationeerd. De werkgelegenheid
op het eiland veranderde in de loop der eeuwen. Aanvankelijk waren het de ambachtslie
den, later aangevuld door zee- en visserlieden, om daarna weer terug te vallen op hand-
arbeid.
In de eeuw bestond de huisarbeid uit spinnen van garens en het breien van netten,
daarnaast was het hekelen van vlas een belangrijke arbeidstak. Vlas dat eerder in de Ei
landspolder werd gekweekt, maar later werd ingevoerd vanuit Oost-Europa. De walvis
vaart trok ook landvolk aan. Er verschenen traankokerijen langs de Gouw, waar traan voor
direct inwendig gebruik, maar ook voor lampenolie en voor de verwerking in zeep en verf
werd gemaakt.
Bekend is de passage uit een brief van de schrijfster Aagje Deken vanuit De Rijp aan de
Amsterdammer Jan Everhard Grave, d.d. 6-2-1779:
Wy woonen in een Land druipende van walvisch traanvloejende melk en booterdan eenige
Leer bereiders hebben het hier stinkende voor ons gemaakthunne handen hebben putten
gegraaven, dezelven met lellen en vellen opgehoopt, die daar in laaten rotten en dus een Lym
bereid, zonder welken uwe stad niet bestaan kan, dus doen wij onze zintuigen geweld aan om
uwe stadgenooten te verplichten, 0 wat is dat groot!