Kriel kleinste aardappel Kruipersbroek broek van zeildoek voor kruipend werk Kuil langwerpige hoop aardappelenaf gedekt met riet of stro, waar overheen aarde werd aangebracht, bedoeld als tijdelijke op slag, ook een rond opgeslagen touw (coil). Kweek lastig onkruid met lange worteling Landbouwverlof kinderen kregen vrij om te helpen bij de oogst. Lichter horizontaal mes welke onder de te rooien aardappels doorging en deze iets op lichtte, achter een tweewielige tractor ofpaar- denploeg. Lof (loof) stengels en bladeren. Loof vermoeid. Mansbeul een hand-eg voorttrekken met touw en tuig. Mesester manchester textiel. Mist (-hoop) mest (-hoop). Modderbak schuit met drie vakken en platte einden, in het middelste vak werd bag ger vervoerd. Moterskuit ijzeren vlet met vaste motor merk: Albin of Lister). OAB Ons Aller Belang (aardappelbewaar plaats). Opskeping laad- en losplaats van schuiten op de vaste wal, om per as verder te worden vervoerd. Ouweland het oudste deel van de Eilands polder Piepers aardappelen. Phitophtera aardappelziekte. Pisser uitgewerkte, verrotte moederaardap pel. Planeet mechanisch handzaaier met één wiel aan de voorzijde, en aan de achterzijde een wiel met een holle velg die de zaaigroef weer toedrukte. Platglas bakken afgedekt met glasramen op afschot. Ploegen het mechanisch omkeren van de grond Polsie handschoen zonder vingers. Poters plant-lpootaardappelen. Reg rug. Reggewerk werk waarbij het op de rug aankomt (sjouwen en bukken). Reuring volk en gezelligheid om je heen hebben. Praam brede houten schuit van negen me ter lang. Riem roeispaan. Rietschoot rietkraag. Roden rooien (aardappelen). Rodersbroek zeildoekbroek of een oude broek die bij het rooien van aardappelen of bollen werd gebruikt. Rooidatum datum waarop pootaardappe- len gerooid moeten zijn. Ruiter stelsel van stokken waarop erwten gewassen werden gedroogd. Scheuren het omploegen van grasland om er (zwarte) tuingrond van te maken. Schouw, pijlen- controle op het schoon houden (vrij houden van waterplanten) van sloten door het waterschap. Seel tuig waaraan een touw om iets voort te trekken. Sjouwt je klusje. Skoffele het weghalen van onkruid, met de schoffel van je afwerkend. Skofte schaften. Skouer schouder. Skrape het weghalen van onkruid, met de schraper naar je toe werkend. Skuitje roeiboot. Snippie roeiboot. Spitten met de hand omkeren van grond. Stek augurk enmaat. Stikkebuul stoffen zak om brood en drin ken mee te nemen naar het land. Stoel volgroeide aardappelplant Treeborden plankjes onder de klompen om wegzakken te voorkomen. Trekker tractor. Tuindershondje ving ratten en muizen en stond tijdens het varen op de voorplecht van de schuit. 164

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Kroniek : Graft-de Rijp en Schermer | 2016 | | pagina 168