zaaigoed te kweken, kon de teelt van bv. bloemkool gewoon doorgaan. De schuur achter
het huis aan de Raadhuisstraat werd min of meer ingericht als winkel, en niet zelden
stonden er lange rijen mensen in de steeg, die soms van ver kwamen op zoek naar voedsel.
Na de oorlog was het weer business as usualToch deed Bram van Petten het anders dan
zijn vader. Het meehelpen van de kinderen was veel meer een 'mogen dan een 'moeten'.
Desondanks beschouwden alle kinderen het als een vanzelfsprekendheid, en de stilzwij
gende afspraak 'geen zwaar werk voor de kinderen', hielp daar natuurlijk bij. Dochter
CeeSy BetsGré, Aagje en Bram poseren in een van de platglasbakken. Beginjaren vijfti
mevrouw Wonder-Van Petten zei hierover: Aardappelen rooien en gurken plukken hoefden
wij niet te doendat was volgens mijn vader geen vrouwenwerk
Bram bleek een tuinder in hart en nieren en specialiseerde zich in bepaalde groetensoor-
ten. Neem bv. augurken. De zgn. 'bommen' leverden nauwelijks iets op, het ging om de
kleintjes, daar werd wat mee verdiend. Want naast het tuinen op de 'kouwe grond' kwa
men er steeds meer platglasbakken. Dit waren betonnen bakken, waarbij op de randen
broeiramen werden gelegd en het gewas onder glas stond. Een vroege vorm van geregu
leerde teelt, die tot gevolg had dat er een verschuiving plaatsvond. De grove tuinbouw,
met producten als uien, aardappels, peen enz., werden ingeruild voor soepgroenten, bo
nen sla en meloen, de zgn. fijne tuinbouw. In een lijstje van pootaardappeltelers uit 1942
komt hij ook al niet meer voor. Een en ander resulteerde in de bijnaam 'Bram Soep'.