het open en weidse karakter dat zeer rijk was aan weidevogels, zoals de wulp, grutto en
watervogels, waaronder smienten en plevieren. Ook vogels van rietlanden, de rietzangers,
waren talrijk aanwezig. In het landschap lagen natuurlijke meertjes, brede watergangen
en heel veel kleine slootjes. Op een aantal plekken vormden zich nieuwe veengebieden,
hier ontdekten natuuronderzoekers bijzondere verlandingsvegetatie en bij de inventarisa
tie van dieren werd een uniek en beschermwaardig diertje ontdekt: de Noordse woelmuis.
Door diverse onderzoeken en uitgebreide rapporten kreeg het gebied, als broed- en voed-
selgebied voor weide- en watervogels, een steeds belangrijker en in de samenleving breder
gedragen natuurwetenschappelijke betekenis. Het kijken naar de Eilandspolder als na
tuurgebied zal niet voor elke agrariër even makkelijk zijn geweest. Zo was bijvoorbeeld
voor de natuuronderzoekers het vinden van de Noordse woelmuis een ontdekking van een
zeldzaam dier. Boeren en tuinders van weleer zagen waarschijnlijk gewoon een muis, en
vonden het niets bijzonders, of hooguit een in hun ogen, schadelijk knaagdiertje.
Momenteel is ca. 350 hectaren eigendom van Landschap Noord-Holland en ca. 700 hec
taren van Staatsbosbeheer.
Natura 2000
In 2003 kreeg de Eilandspolder tussen Schermerhorn, De Rijp en West-Graftdijk de in
ternationale status van een Natura 2000-gebied. Dit is een Europees netwerk van be
schermde natuurgebieden op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie.
Dit netwerk vormt de hoeksteen van het beleid van de EU voor behoud en herstel van de
biodiversiteit. Door de combinatie van
openheid van het landschap, moerasna-
tuur (het oostelijk deel), weidevogel
graslanden (westelijk deel) en open wa
ter, werd het gezien als een gebied van
hoge landschappelijke waarde. Natura
2000 streeft er naar dit te behouden.
De Eilandspolder is een dynamisch
landschap, vormgegeven door het tra
ditionele werk van tuinders en boeren
van weleer. Met het toenemend ver
dwijnen van deze natuurlijke beheer
ders van het landschap, moest veel
onderhoud worden overgenomen door
de natuurorganisaties. De sanering had
het vertrek van de tuinders gestimu
leerd, de overgebleven boeren moesten
voortaan hun werk gaan combineren
met natuurbeheer.
Eerder aangekocht land werd om die reden door de natuurorganisaties - onder voorwaar
den - weer verpacht aan de boeren. Deze voorwaarden en restricties en maakten het boeren
niet gemakkelijk, maar met geldelijke overheidshulp konden de meesten zich handhaven.
114
NATURA 200