particulier, zoals aan Sam Verdonk. En zoals het vroeger ging: vader vond dat hij het beste
wist wat goed was. Wij mochten ons daar als kinderen niet mee bemoeien. En zo kwam
er een eind aan het tuindersbestaan van mijn vader.
Geen
Het was al eerder duidelijk ge-
worden dat geen van zijn zoons
v; toekomst zag in het bedrijf. Zij
kozen voor een ander beroep. Eén
f broer heeft nog een tijdje met mijn
vader meegewerkt, maar ging uit
eindelijk ook iets anders doen. Ik
was ten slotte de enige zoon met
een beroep dat aan de tuinderij
verwant was. Ik kreeg een baan
bij de firma Sluis Groot, een
bekend zaadveredelingsbedrijf in
Noord-Holland. Hier heb ik 24
jaar gewerkt. Daarna werd ik direc
teur bij Fleurmerc, een bedrijf van
grafische productinformatie voor
de groene markt. Ik mag trouwens
zelf ook nog steeds graag tuinieren.
Maar goed, mijn vader stopte in
1972, hij was 61 jaar, en kreeg pas
met 65 jaar AOW. Hij moest dus
nog een paar jaar overbruggen. Hij
deed verschillende klussen, werkte
onder andere bij Woestenburg,
die de camping in Oost-Graftdijk
Tuinder Cor Twint, getekend door Luc Postma bouwde. Mijn vader hielp mee in
de groenaanleg, dat lag hem wel.
Zoals vele tuinders had hij geen pensioen opgebouwd. Tuinders kregen trouwens ook
geen kinderbijslag, dat was alleen voor werknemers in loondienst. Met onze tien kinderen
zou het dus zeer welkom zijn geweest. Alleen voor mijn jongste broer hebben mijn ouders
nog een paar jaar kinderbijslag ontvangen.
Leven na de tuinderij
Mijn vader was naast zijn tuindersbestaan ook bestuurslid van de coöperatieve Boeren
leenbank. Elk dorp had wel zo'n bank die krediet verschafte aan de agrariërs. Iedereen
kende elkaar, maar vóór er een lening werd gegeven, keek het bestuur eerst of de aanvrager
wel hard werkte en - ook heel belangrijk - uit welk 'nest' hij kwam. Zo ging dat in die
tsf^
98