digheden waren, door bv. opstuwing door
de wind, niet overal hetzelfde.
In het Vrije Volk van 3 juli 1963 stond een
interview met de dhr. Wijnhoff, toenter
tijd machinist van het stoomgemaal in de
Beets. Hij vertelde hierin: "Op Spijkerboor
zat de hoofdseinmeester, en als hij de vlag
hees, werd de aangrenzende seinmeester
geacht dit te zien, ook 's nachts. En 'aangren
zend' was een ruim begrip. Spijkerboor werd
gezien door Schermerhorn en Schermerhorn
weer door De Mijzen. Zwakke schakel in het
geheel waren seinmeesters die niet thuis
waren of 's nacht niet een paar keer uit het
raam keken. Er konden dan zomaar enkele
kostbare uren verstrijken, alvorens men echt
stopte met de bemaling. Als bleek dat er
sprake was van nalatigheid kon de machinist
(of molenaar in de begintijd) een fikse boete
tegemoet zien".
Nader onderzoek leerde dat dhr. Wijnhoff
met zijn uitspraak toch wel wat kort door
de bocht ging; de afstand tussen Spijker
boor en Schermerhorn is hemelsbreed een
dikke acht kilometer, en met bomen en
bebouwing daartussen moest zo'n sein
meester wel verdraaid goede ogen heb
ben gehad. De werkelijke 'route' ging via
de Graftermeer, via het gemaal Juliana bij
Driehuizen en de Menningweermolen bij
Grootschermer. Schermerhorn was vanaf
hier 'binnen handbereik'. Toch lijkt er wel
een soort noordoostelijke route te zijn
geweest. Tussen Spijkerboor en Schermer
horn stonden er aan de Westdijk nog mo
lens van de zgn. Rijpergang, en even ver
derop, richting het noorden, stond molen
'De Knevelaar'. Niet duidelijk is of dit ook
seinmolens waren en het is helemaal twij
felachtig of de Beetser machinist deze mo
lens - in ieder geval die van de Rijpergang
- ooit met eigen ogen heeft aanschouwd,
want deze waren in 1887 al onder de slo
pershamer gegaan.
De seinpaal
De industriële revolutie bracht stoom
kracht en elektra. Door de eerste van deze
twee verloren veel watermolens hun func
tie en werden ze afgebroken. Ook de mo
len van Spijkerboor ontkwam niet aan dit
lot. Het seinstelsel bleef evenwel intact,
want gemaald werd er nog steeds. Aan
de overkant van het Noordhollandsch
Kanaal, zo'n 300 meter ten westen van
het Heerenhuis van Spijkerboor, plaatste
men naast het dijkhuisje een seinpaal.
Eerst van hout en met de respectabele
lengte/hoogte van rond de 25 meter.
Later, naar men aanneemt rond de eeuw
wisseling, kwam er een groen, stalen
exemplaar voor in de plaats. Even hoog,
maar i.p.v. ingegraven als zijn voorganger,
verankerd aan een vierkant blok beton.
Daarnaast werd het geheel - om extra
stijfheid te verkrijgen en tuidraden over
bodig te maken - opgesloten tussen vier
stalen hoeksteunen. Door aan de voor
zijde een handlier te bevestigen, kon via
een rail de blauwe vlag gehesen worden.
Tot in de jaren dertig van de vorige eeuw
werd er 's nachts altijd een lantaarn in de
mast gehangen. Later kwam daar de hui
dige witte - elektrische - lamp voor in de
plaats (die het overigens nog steeds doet).
Aan de achterkant was de mast zodanig
geconstrueerd dat er deze als ladder ge
bruikt kon worden voor eventueel onder
houd. De huidige mast blijkt overigens
niet die van rond de eeuwwisseling; begin
jaren vijftig werd deze vervangen door het
groene gevaarte van vandaag de dag. In
het hele gebied verrezen nadien nog acht
tien van deze masten, wat in de praktijk in
hield dat er in de jaren dertig nog slechts
dertien molens waren er met een zoge
naamde seinfunctie.