heupen kreeg, was er voor de begeleider maar één optie: loslaten en een veilig heen komen zoeken. Maar waarschijnlijk ging men niet over één nacht ijs. Veelal werd de stier met de hand grootgebracht en was er een band ont staan tussen hem en zijn baas. Een tweede, niet geheel onbelangrijke reden, had te maken met het doel. Het'bespringen' door de stier vond plaats tussen half mei en half augustus, en behelsde 200 tot 400 be vruchtingen. Als we daar met 300 keer tus senin gaan zitten, is dat (300 gedeeld door 90 dagen) drie keer op een dag! Welke stier denkt er dan nog aan amok maken on derweg...? Wel gebeurde 'het' nogal afge schermd; kennelijk werd het - ondanks het natuurlijke karakter ervan - als 'niet netjes' ervaren. Het bullopen ging via een vast patroon. De begeleider blies tijdens zijn wandeling op een zogenaamde 'bulletoeter' of 'bul- lehoorn'. Enerzijds om de mensen te waar schuwen van: 'ik kom eraan met een stier' (dus, opzij), en anderzijds om de boeren, die van zijn diensten gebruik wilden ma ken, op zijn komst te attenderen. Boeren die ver van de openbare weg af woonden, hoorden de toeter niet, maar zij gingen natuurlijk niet de hele dag voor het raam zitten wachten tot de bulloper voorbij kwam. In dat geval werden er bepaalde (streekafhankelijke) signalen toegepast. Zo plaatste de boer een omgekeerde bezem bij de poort of een stok met een bosje stro er aan, ten teken dat hij een tochtige koe had staan In deze contreien - zeg maar het Scherme reiland - wordt er geen melding gemaakt van een georganiseerde partij als een bul- lestiek of coöperatie, maar lijkt het meer particulier initiatief te zijn geweest. Op Graft woonde een Molenkamp, die daar de diensten van zijn stier aanbood, en op West-Graftdijk was er bulloper Pieter Besse. Meer wapenfeiten zijn er eigenlijk niet te ontdekken. Van bullestiek naar K.l. Naarmate de twintigste eeuw vorderde, kreeg men de bulloper steeds minder te zien. Bullestieken werden hier en daar al stierenverenigingen genoemd, en omge zet in coöperaties voor Kunstmatige In seminatie (K.l.) Met deze vorm van kunst matig bevruchten werd in de jaren dertig van de vorige eeuw al een begin gemaakt, maar e.e.a. liep door de Tweede Wereldoor log vertraging op. Er verrezen overal zgn. K.l.-stations, waar vanuit de insemineerders - gekscherend 'de gemotoriseerde bul'genoemd - op pad werden gestuurd. Men zag het gemak, en al begin jaren vijftig was de nieuwe manier algemeen geaccepteerd bij de boeren. Maar ook de K.l.-stations in hun toenmalige vorm waren geen lang leven beschoren. Schaalvergroting maakte dat alle kleine stations, zoals die aan de Noordervaart in de Schermer, het tempo niet konden bij benen. Ook insemineerder was binnen de kortste keren een uitstervend beroep. De melkveehouders insemineren tegen woordig hun koeien zelf. Een paar keer per jaar plaatst de boer zijn bestelling voor sperma. Dat is opgeslagen in zgn. 'rietjes' die, bij een temperatuur van bijna 200 gra den onder nul bewaard worden in een con tainer gevuld met stikstof, bij de boer zelf. Overigens gaf het eeuwenoude bullopen zich niet zomaar gewonnen. Vooral in de regio Hoorn was men vasthoudend. Daar hield een oude bulloper het tot 1971 vol. Na hem was dit fenomeen voorgoed uit het straatbeeld verdwenen. Eric Berkhout

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Kroniek : Graft-de Rijp en Schermer | 2015 | | pagina 48