klanten al tot ze grote spait de bakker ze
bigge deer benne we effe mee klaar, de bak
ker ze bigge: van moin verkocht ie ze maar.
Hoi had de beeste nog maar een paar dage
toen liep de zaak al fout.
De varkens die vratte ze hokkie te barste,
ut was van heel slecht hout.
Ze ginge naar de bure, naar het eereboie
bed. En vrate de sla plante zo boi de grond
af, die ware der net zet.
Refrein
Zo gaat het lied over narigheid met de
Volgens schoondochter Riet was vader
Kaandorp zeer gesteld geweest op zijn
varkens, of ze ooit zijn uitgebroken uit
het hok in de achtertuin is niet bekend.
Met het snel groeien van de familie Kaan
dorp, er worden dertien kinderen geboren,
blijft er waarschijnlijk niet alle dagen veel
oud brood over voor de varkens.
De familie Kaandorp heeft met 30 jaar
noeste arbeid een goede reputatie als bak
ker en een vaste klantenkring opgebouwd
en voelt zich zeer thuis aan de Zuidervaart.
Helaas gaat het niet goed met Simon's
gezondheid, hij
wordt astmatisch
en blijkt allergisch
te zijn voor meel.
Toch wordt stop
pen met het bedrijf
niet overwogen; er
moet letterlijk en
figuurlijk gezorgd
worden voor brood
op de plank. Maar
de ziekte sloopt zijn
lichaam en Simon
Kaandorp overlijdt
in 1961, op 54-jarige
leeftijd.
Het voltallige gezin in 1955
varkens nog een aantal coupletten verder.
Het laatste couplet is een advies aan de
varkenshoudende bakker:
De bakker die vrat an ut end van die grap
z'n eige op van noid.
't Slot liet zich makkelijk rade: hoi mot die
beeste kwoid. En wat nou de moreal is al
van dut rare liedAls je bakker wul worde,
hou dan gien varken, dan klinkt dut re
freintje niet.
De tweede generatie bakkerij Kaandorp in
Zuidschermer
1960-1970
De zevende zoon uit het gezin, naar zijn
vader ook Simon (Siem) genoemd, neemt
na het overlijden van zijn vader de bakke
rij over en wordt daarmee de kostwinner
voor het grote gezin. Hij is dan 20 jaar en
heeft verkering met de eveneens 20-jarige
Riet Nootebos uit de Beemster.
Siem heeft het bakkersvak van zijn vader
7
I
I