maakte deze gebroeders voor de tweede
keer mee. Kennelijk had hij niet veel ver
trouwen meer in hen.
Het bleef namelijk een bron van onder
houd en vrijwel ieder jaar passeerden ver
schillende rekeningen voor leveranties en
reparaties de revue. Daarbij waren er aan
zienlijke rekeningen voor omvangrijke in
grepen. Het is natuurlijk speculeren, maar
je zou bijna denken dat er moedwil in het
spel was.
Het gevolg was dat dit de buitenwereld
ook niet onbekend bleef, waarna het pol
derbestuur werd belaagd door leveran
ciers die hen nieuwe stoomketels en pom
pen wilden slijten.
Het elektrische gemaal
Vanwege het relatief lage rendement
werd slechts een deel van de energie van
de stoom in arbeid omgezet en omdat
stoomaandrijving toch wel als arbeidsin
tensief werd ervaren, werd in 1917 hoofd
ingenieur Brunning gevraagd om te zien
naar een andere energiebron.
Het lag voor de hand dat een elektrisch
aangedreven pomp het stoomgebeuren
moest overnemen.
In 1919 is er voor ruim tienduizend gulden
een elektrisch gemaal aan de achterkant
tegenaan gebouwd. De firma Groeneveld
leverde een elektromotor, en Stork de
pomp. De rest van het oude gemaal bleef
voorlopig 'onder stoom'. De nabij gelegen
windmolens werden gesloopt door de
firma De Boer uit Oostzaan. Men had er
één nog lang in dienst gehouden, omdat
het veel minder moeite kostte om met een
molen een kleine verhoging van het pol-
derpeil uit te slaan, dan het gemaal onder
stoom brengen, hetgeen meteen ook een
24-uurs bewaking inhield. In 1918 kwam
Jan Messchaert, administrateur van het
G.E.B. te West-Graftdijk (onderdeel van het
P.E.N.), met een verzoek om bijdrage in de
kosten voor aansluiting voor elektrificatie
van machine en machinistenwoning.
Voor de elektrificatie moest een transfor
mator worden geplaatst. Aanvankelijk
werd een stalen transformatorkast links
vóór het gemaal neergezet. Later is binnen
in de noordoosthoek van het machine
gebouw een deel afgescheiden, met een
directe buitentoegang voor een transfor
mator van 10.000 volt. Eind januari 1919
werd door K. Groot uit West-Graftdijk bei
de opstallen van een elektrische installatie
voorzien.
Reparaties, reparaties, reparaties
Omdat de stoomafdeling nog in werking
was, bleef het Rijkstoezicht op het Stoom
wezen, 4e District te Amsterdam, keuren.
Ook in juni 1923 gebeurde dat weer eens,
en men vond het e.e.a. niet goed gerei
nigd. Bij de herkeuring, twee maanden la
ter, verzocht men om boorgereedschap en
een 'schoon en stofdicht ketelpak', en weer
bleven grote reparaties niet uit.
In 1924 maakten de Gebr. Klinkenberg uit
Wormerveer een nieuwe as in de pomp.
In 1929 kwam de NV Amsterdamsche
Droogdok Maatschappij langszij met een
drijvende lasinstallatie om de stoomke
tel te repareren. Er is toen een stuk uit de
ketelwand genomen ter beproeving en er
later weer ingelast.
Jb. Stam Zn. uit Oost-Knollendam moest
de ketel weer ommetselen, 800 vuurvaste
stenen en 2000 klinkers. In 1941 is het goed
mis met meerdere scheuren in de schoor
steen. Eerder was al een stalen band om de
voet van de schoorsteen gelegd, maar nu
moesten er hoger ook nog eens vier stalen
banden worden omgelegd.
13