Gruwelijke prent van de hand
van Jan Luyken
Maar niet alleen, in het tweede deel, de mar
telaren uit de eigen geloofsgemeenschap.
Dat waren er in de 16e en 17e eeuw, toen
de Dopers aanvankelijk als staatsgevaarlijk
werden beschouwd, heel veel.
In het eerste deel worden ook christelijke
martelaren door al de eeuwen heen ver
meld en met name de slachtoffers van de
vervolgingen uit de eerste drie eeuwen van
het christendom. Het is dan ook een heel
dikke uitgave, met in elk hoofdstuk de be
schrijving van de marteling van de geloofs
getuigen van één eeuw.
Het is triest genoeg niet alleen iets van vroe
gere eeuwen, maar ook van onze tijd om bij
verschil van inzicht over het geloof elkaar de
nek om te draaien of het hoofd af te hakken.
Wat mij interesseert, is welke selectie de sa
mensteller van de Martelaars-spiegel heeft
gemaakt van de eeuwen vóór de opkomst
van de Dopers. Zoals ergens in het boek
wordt opgemerkt zijn martelaren uit "on
goddelijke, onware kerken" niet opgenomen.
Echter van de martelaren uit vooral de eer
ste drie christelijke eeuwen zijn de akten, de
verhalen van de martelingen, vrij nauwkeu
rig weergegeven.
Zij moeten ontleend zijn aan het zgn. Mar
tyrologium Romanum: het officiële boek van
de (Roomse) kerk. Het is een reeds vanaf de
vroege tijd bijgehouden boek waarin naam,
herkomst, feestdag en soms enkele korte re
gels over leven en dood van de betreffende
martelaar en heilige werd opgetekend en
waaruit in onder andere de kloosters elke
dag de heiligen van die dag werden voor
gelezen.
De Dopers moeten dat boek gekend en ge
bruikt hebben. Alleen met het toenemen
der eeuwen wordt in De Martelaarsspiegel
de samensteller selectiever in de keuze van
zijn martelaren. Zij moeten niet te veel ge
ïdentificeerd worden met de Roomse kerk.
En er is ook een voorkeur voor martelaren
die het slachtoffer werden van de Roomse
Inquisitie. In het tweede deel komen dan de
eigen Doperse martelaren aan bod.
Het boek is zeer waardevol alleen al van
wege de rijke illustratie van de tweede
druk met veelal vrij gruwelijke en bloedige
prenten vervaardigd door de doopsgezinde
dichter en schilder Jan Luyken (1649-1712).
De eerste druk ken ik niet. Maar die moet
er anders uit gezien hebben, want voor il
lustratievan die druk vermoed ik dat Luyken
als tienjarige nog te jong is geweest. Jam
mer datje door de wijze waarop het in het
museum moet worden uitgestald alleen de
titelprent maar kunt zien.
Het boek herinnert me ook
aan mijn jeugd. Ik heb toen
enkele jaren in een klooster
doorgebracht. Er mocht daar
buiten "de rekreatie", een uur
gezamenlijke ontspanning
per dag, niet gepraat worden
en tijdens de hoofdmaaltijd
werd er voorgelezen uit een
boek. Vaak heel interessante
lectuur.