0 Een Huis, Schmir, Oprijlaan en grooten Tuin, aan de Eegtestcaat No- 74 te De Bjjp, 8root 8 90 A-, tooe- xien Tan gaa- en waterleiding en aanleg Voor eiectriaoh licht. Aanvaarding bg de betaling en eigendom ran den beer F. LA- FEBEE. Advertentie in de krant; Lafeber wilde er vanaf. zijn tong niet liet zien. Ja, misschien dat het toen zo ging, maar 'een eer de klanten te berichten..'!?) en 'dat ik mijne zagerij heb ver kocht'. Ja, voor (een) afbraak(prijs), en niet om hem een mooie oude dag te bezorgen. Hoe en of hij de belofte om gewoon door te gaan met leveren van houtproducten heeft waar kunnen maken, is niet bekend. Het werd namelijk akelig stil rond hem, en naar zeggen had het wel en wee van het zagerijpersoneel niet zijn hoogste prioriteit; ze moesten zich maar zien te redden, daar kwam het in grote lijnen op neer. Overigens komt de datum op het briefje niet geheel overeen met de algehele opvatting dat het in 1915/16 al gedaan was met de za gen van hout in De Rijp. Volgens een kieslijst uit 1919 woonde hij nog steeds in het pand aan de Rechtestraat en het laatste bewijs dat hij ingezetene is van De Rijp, vormt een overlijdensadvertentie van zijn moeder uit 1924. In 1926 woonde hij in Hilversum, maar was hij op 4 februari van dat jaar in het Rijper café 'Het Stadhuis van Amsterdam' waar werd overgegaan 'tot den openbaren ver koop bij opbod en afslag' van zijn huis. Toen notaris Luycks even later met zijn ha mer sloeg, mochten Gerrit Matser en Otte Hamstra zich de trotse eigenaren van (toen nog) Rechtestraat 74 noemen. Kennelijk zat de houtloods op het Oosteinde, ten zui den van de Beemsterbrug, bij de koop in, want ook hier prijkt later de naam van de aannemer(s) op. Pieter Lafeber ging met drieduizend gulden in zijn zak terug naar Hilversum. Hij bleef daar wonen en overleed in juli 1950. Een komen en gaan van eigenaren Matser Hamstra kochten het niet op per soonlijke titel, maar op naam van de'Naam- looze Vennootschap Aannemings - Maat schappij voorheen Matser en Hamstra'. Voor de handel dus. Een dik jaar later ging het voor achtendertighonderd gulden over naar mejuffrouw Maria de Jong. Zij was de we duwevrouw (dus automatisch weer mejuf frouw geworden) van een zekere Van Beers, arts uit Edam. Zij heeft weinig plezier aan het pand kun nen beleven, want al in 1929 - ze was toen achter in de zestig - kwam ze te overlijden. Ze liet het na aan haar negen kinderen en kennelijk wilden die er snel vanaf, want er werd flink verlies gemaakt op het pand. Cornells Jonges en zijn vrouw Trijntje Lakeman kregen in datzelfde jaar-1929 - de sleutel. Dit was een kinderloos echtpaar en toen ze in januari 1937 elf dagen na elkaar overleden, kwam het huis wederom in de 'openbaren verkoo- ping'Deze keer bij hotel Post aan het Oosteinde.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Kroniek : Graft-de Rijp en Schermer | 2014 | | pagina 24