üpenbare Verkooping, op Woensdag 6 Augustus 188Ö, 's avonds te (5 uteu, in het Loge ment Hel Stadhuis van Amsterdam, te Rijp. van; Een Huis mét Kantoor. Tuin huis en Pakhuis, Erf en Tuin, aan de Middenstraat; twee Wo ningen en twee Pakhuizen, mede nun de Middenstraateen Pak huis, aan den Dam: liet Winkel huis met Stal, Pakhuis- Li keurstokerij en T&baksker- Verij, piet ruime Tabakszolders, ge- naamc ti!let Springend Hert*:Een WinnUhuis met twee Pakhui zen, aan de Rechtestraat, en een Pakhuis aandeTtiinbuiirt,alsmede vyr perceeleu Weiland, en een perceel Bouwland, alles celesen te Rijp. Het Land groot 5 Hectaren, 8 Aren, 70 Centiaren. Afles behoorende tot de nalaten schap van den ileer J. W. REK of aan Mevrouw REK, geb. BAKKER. In for maliën zijn te bekomen ten Kantore van den Notaris DE GEL DER, aan de Noordervaart, gem. OterJeek. opstallen en dat wat ernaast lag (en ook eigendom was van Bek). Op de kadaster uitdraai staat verschillende keren 'schei ding'en 'verenigd', hetgeen kan slaan op de scheiding en hereniging van de erven en/ of opstallen. Voor de goede orde: het gaat hier om het huis ernaast, dat 130 jaar later Rechtestraat 64 zou worden. Dirk Bek bezat vijf huizen in De Rijp en bijna zeven ha. land. Het kan bijna niet anders dan dat hij dit huis heeft laten zet ten, waarna het lang in handen is geweest van deze familie. Naast Dirk Bek was er ook een Jan Willem Beken een Cornelis Jan Bek (1817-1873). Van deze laatste is op de alge mene begraafplaats naast de Grote Kerk nog steeds het graf aanwezig. Dirk Bek stond te boek als koopman, maar rond 1821 was hij (ook) notaris. Om even een beeld te schetsen: als er in die tijd een Rijper Quote top-tien zou zijn geweest, dan zweefde deze Bek (het werd soms met 'ck'geschreven) ergens in de middenmoot. Want er is natuurlijk altijd baas boven baas, en aan een Jan Boon kon hij niet tippen. In die tijd was het voor de notabelen ge- bruikelijkom een familiewapen te hebben, en bij de familie Bek werd dat een sprin gend hert. Ondanks dat de familie meer dere huizen bezat, werd dit pand kennelijk uitgekozen tot hoofdwoning, en zodoen de'Het Springend Hert'genoemd. Zoals gezegd blijft de kadasteruitdraai in de eerste jaren na 1832 een beetje vaag als het gaat om welke bouwwerken er op welk erf staan. Pas in 1881 komt het he dendaagse kadastrale nummer - B 1062 - voor in de boeken. Vóór die tijd han teerde men voor dit pand sectie B no. 130. Het staat dan nog steeds op naam van de familie Bek. We zijn dan wel twee Dirken verder en in de tussentijd hebben ook verschillende weduwes het pand op hun naam gehad. Dit gebeurde o.a. bij eerder- Getuige dit kantenartikel uit 1885 ging het hele Bek-imperium in de etalage genoemde eigenaar Cornelis-Jan Bek. In 1874, na zijn dood, werd het van zijn we duwe, F.J. Bakker. Het pand werd gebruikt als winkelhuis en stond bekend als'De wijnhandel van Bek'. Achterom was ook een likeurstokerij. On danks dat het nog steeds in bezit was van de familie, werd er door hen kennelijk niet meer in gewoond. Volgens Maarten Admiraal, in Herman Meddens' 'Hondenwagens Stapvoets' en destijds woonachtig aan de Tuingracht, woonde er in zijn tijd een zekere Hendrik 21

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Kroniek : Graft-de Rijp en Schermer | 2014 | | pagina 21