ders van Neeltje. Deze had een zus, Trijn
tje, die weer met mijn overgrootvader de
hekelaar Jacobus Molenkamp huwde. Er
waren dusfamiliale verbanden.
Tante Jans en Jaapbuur, staan mij bij als een
harmonisch stel. Jaapbuur was de goedheid
zelve en heb ik helaas maar kort mogen
meemaken, hij stierf in 1956. Daar tegen
over de nors kijkende, maar liefdevolle tante
Jans, die ik langer meemaakte. Omdat het
PEN geen aftakking naar achteren had aan
gelegd, hadden zij een gasaansluiting voor
koken én verlichting. Voor de keuken was
de gasaansluiting voor het gasstel en het
licht de enige verwarming. Vele malen ben
ik naar de gasfabriek gegaan om gaskous-
jes en- munten voor hen te halen. Alleen
gaskousjes voor in de kamer en in het keu
kentje. Voor de rest gebruikte ze een zgn.
blakertje om naar bed te gaan of om hun
gang op te lichten. Het'toilet'was buiten, en
stond op de gierkelder van buurman/boer
Teun Papa. Tante Jans had de gewoonte om
de deur open te houden als ze naar de wc
ging. Wij hebben ons er nooit aan gestoord
als we op de boenwal moesten zijn om lui
ers uit te spoelen of om slootwater op te ha
len. s'Zomers gebeurde dat wel eens als de
planten in de tuin water moesten hebben,
kraanwater was immers duur.
Hun radio werd gevoed dooreen accu, maar
wie hem oplaadde weet ik niet. De woonka
mer zat in het midden van het huis met links
een lager gelegen slaapkamer en daarnaast
een klein, laag keukentje aan het einde van
de afluiving. Langs de keuken en de slaap
kamer liep een gang naar de woonkamer
waar je met enkele treden in kwam. Rechts
van de gang was een veestalling als ook aan
de westelijke kant van de woonkamer, die
beiden aansloten op de kapberg. Zelf heb ik
niet meegemaakt dat er vee in stond, maar
eerder stond daar gewoon een koe in de
kost, die gevoerd werd met alles wat van de
tuin kwam, louter voor de melk.
Aquarel van Spaarman van het onderkomen van tante Jans en Jaapbuur, gemaakt vanaf de kerkhofbrug
32