Het VLOEKVERBOD
Franse invloed
Vooral in zuiden des lands, werken woor
den die toentertijd als aanstootgevend
werden ervaren, nu vooral op de lach
spieren. Wat dacht u van: Nondeju, ver-
dulleme, sapperloot en sapristi? Deze zijn
allen overgewaaid uit Frankrijken worden
behoudens de grensstreek in de rest van
Nederland nauwelijks (meer) gebruikt. Sa
pristi beleefde nog even een revival in de
jaren tachtig van de vorige eeuw, doordat
toenmalig minister-president Dries van
Agt het woord regelmatig gebruikte.
Natuurlijk houden we het netjes in de Kro
niek, maar ik kwam nog wel een paar ou
derwetse schimpwoorden tegen, die ik u
eigenlijk niet wil onthouden. Wat dacht u
van: Schorrie morrie, schelm, schobbejak,
bandiet, uilskuiken, kwajongen, schalkje,
potjandosie, rapalje, lelijkmanskind, gei-
tenbreier, vlegel, schavuit en gossiemik-
kie?
Duizend bommen en granaten...!
Toch had dat wel wat, die woorden en uit
drukkingen van vroeger. Mijn vader vroeg
zich altijd af 'of ik helemaal van/door de
beren besnuffeld' of 'besuikerd' was, als
ik weer eens wat had uitgevreten. Mijn
moeder hield het meestal bij: 'wat ben je
toch een blepper' of ze vroeg zich af of ik
wel helemaal 'belatafeld'was. Deze laatste
komt waarschijnlijk van het woord 'bela
zerd', wat eveneens lange tijd niet door de
beugel kon. Ook door het geven van een
bepaalde bijnaam kon iemand opgeza
deld worden met een naam waar een ne
gatieve bijklank aan kleefde.
De Nederlandse taal kent vele uitdrukkin
gen uit vervlogen tijden, en als het ging
om vloeken bleken bepaalde (oude) be
roepsgroepen erom bekend te staan. Zo
waren er de bootwerkers, de dragonders
en de ketellappers. Ook schenen wij Hol
landers er in de rest van Europa bekend
om te staan, samen met de ketters.
Dit kon zo natuurlijk niet langer, en in het
begin van de vorige eeuw besloten diverse
gemeenten om een vloekverbod op te ne
men in de APV (Algemene Politieverorde
ning). Niet verwonderlijk dat de voorstan
ders hiervan veelal uit de gereformeerde
hoek kwamen, uit de zogenaamde bijbel
gordel. Dit was een reactie op het uitblijven
van nationale wetgeving over het strafbaar
stellen van godslastering. Een tweede stap
was de oprichting, in 1917, van de Bond te
gen het schenden door het vloeken van Gods
heilige Naam, later afgekort tot Bond tegen
het vloeken.
De liberalen hadden echter de meerderheid
in Nederland, en zij zagen niets in zo'n ver
bod. Een van de grootste bezwaren was wel
de interpretatie van de wet, met als belang
rijkste vraag: wat is de definitie van strafbaar
vloeken? Ondanks dit waren er gemeenten,
voornamelijk in de eerdergenoemde bijbel
gordel, die dit omstreden verbod invoerden.
Een inwoner van Werkendam werd in 1904
veroordeeld op basis van de APV die het
29