Onderstaande beschrijving wordt aange
vuld met wetenswaardigheden uit de stu
diesvan Dr. Dirk Meier. Voor zover nuttig, is
gebruik gemaakt van de beschrijving van
Lucas Aten.
De westkust van Sleeswijk-Holstein
Het waddendeel van Sleeswijk-Holstein,
waar het hier over gaat, heeft altijd deel
uitgemaakt van het waddengebied tus
sen Den Helder en het Deense Esbjerg.
Voor de beschouwing van het Sleeswijk-
Holstein-deel moeten we in dit verband
teruggaan naar Leeghwater's tijd.
Aanvankelijk behoorde het in 1460 toe
aan Christiaan I van Denemarken. Daarna
vonden er allerlei verdelingen plaats met
het Duitse keizerrijk tot het in 1773 weer
behoorde bij het Koninkrijk Denemarken.
In de tijd van Leeghwater was het een
Hertogdom en daarvan was Frederik lil
(1597-1659) de hertog (van Sleeswijk-
Holstein-Gottorp). Later zijn Holstein en
Sleeswijk weer Duits geworden in resp.
1815 en 1866.
Uit kronieken en overleveringen zijn vanaf
de 12e eeuw, tot de komst van Leeghwater,
twaalf beruchte stormvloeden bekend. Ze
werden genoemd naar de heiligendagen of
vieringen binnen de kerk, zoals Juliana- en
Allerheiligenvloeden.
De terugkerende ravage na zo'n stormvloed
deed mensen omzien naar middelen om dit
voortaan te voorkomen. Reeds vanaf 1511
waren Nederlanders in deze regionen actief
in dijkenbouw en droogleggingen. Bij op
gravingen is de vernuftige manier van vroe
ger gebruikte zeeweringen weer in beeld ge
komen. Er werden hekwerken van ongeveer
twee meter hoog ingegraven. Deze beston
den uit ingeslagen palen waartussen wilgen
tenen waren gevlochten of waar planken
tegenaan waren gespijkerd. De palen waren
naar de dijk toe geschoord met ingegraven,
liggende boomstammen, met de worte
leinden in de achterdijk als verankering. De
stammen waren met een pen- en gatverbin
ding aan de palen bevestigd. Door de door
stekende pennen werden wiggen geslagen.
Achter de hekken werd een bed van stro ge
legd om onderspoeling tegen te gaan.