zodat ze maar één kant op konden. Mijn
schoonvader haakte de musketonhaak los
en bleef er bij om een en ander in goede
banen te leiden. Maar koeien die vijf maan
den stil hebben gestaan, zijn net ongeleide
projectielen. Door het geloei van de ande
ren, de stress en de onbedwingbare drang
om naar buiten te gaan, moest mijn schoon
vader soms sturend optreden. Ik zag hem
een keer als een vlaggetje naast zo'n koe
hangen, bijna geplet tussen zo'n zwartge
vlekte Klara en het schot van de berg. Toen
de koe buiten was, kwam mijn schoonvader
mopperend weer binnen. In zijn hand zijn
nieuwe, in tweeën gebroken, klomp. Daar
had die koe even bovenop gestaan. Perfecte
Veiligheidschoenen', die klompen, want zijn
voet was verder ongeschonden uit de strijd
gekomen.
Als alles buiten was, konden wij aan de
gang. De stoomcleaner werd aangesloten
en met twee dagen was alles weer brand
schoon. Kleden en lopers op de stalvloer, en
de zomer kon beginnen.
Ouderwets tot de laatste snik
Tegenwoordig heeft elke koe van die grote,
gele oormerken in haar oren hangen. Hier
staat een barcode op waardoor ze bv. wor
den herkend door de melkrobot. Toen ik bij
mijn schoonvader op die plaats rondliep,
moest dat nog oormerk-regeltje nog ver
zonnen worden in Brussel. Het was nog zo
dat de koeien handmatig geschetst wer
den om ze uit elkaar te kunnen houden. En
ze hadden ook allemaal een naam. Ouder
wets? Nee, iedereen deed dat zo.
Lopend door de boerderij kwam je allerlei
relikwieën tegen uit een heel andere tijd.
Een driewielige kar, helemaal van hout, ooit
gebruikt voor mest, grond en om melkbus
sen mee te vervoeren. Een houten lamoen
waar een paard tussen gespannen kon wor
den, wat er op duidde dat er ooit gebruik
was gemaakt van paardentractie. Maar ook
handgereedschap waarvan je geen idee
had waar het voor gediend had. Hooi werd
De Jacobsladder,
met daaronder het gat
waardoor het hooi
in de berg viel.