op zaterdag 11 oktober 1634 en de daarop
volgende nacht. Het water steeg maar liefst
4,30 meter boven het normale peil, gepaard
gaande met een vliegende storm.
Er is veel geschreven over de vloed, opge
tekende getuigenverklaringen en verhalen
van overlevenden. Voor zover bekend is dit
het enige Hollandse ooggetuigenverslag
van deze ramp. Zijn eigen lijfsbehoud be
schreef hij uitvoerig, maar bij de gevolgen
van de vloedgolf, waarbij duizenden men
sen omkwamen, staat hij nauwelijks stil. Bij
de aanzwellende storm was Leeghwater,
bij verkenning van zijn werk, nog langs
geweest bij de Hollandse werkgezinnen.
Zij werden later die nacht met keten en al
weggevaagd en vonden de verdrinkings
dood. Hij beschreef kort de aangetroffen el
lende, maar over hulp aan slachtoffers repte
hij niet. Wel schreef hij over zijn vlucht naar
Husum, omdat de dijkgraaf en heemraden
door het werkvolk als schuldigen werden
aangewezen. Ook beschrijft hij zijn kerkbe
zoeken aan de hofkapel, waarbij hij genoot
van de muzikale klanken.
De ramp had tot gevolg dat velen overle
venden naar elders vertrokken, ook naar
Holland. Dat was niet uit weelde, maar
vooral gelegen aan de bestuurders die de
overlevenden onbarmhartig voorhield: "De
nich wil dieken, mutt wieken".
De hertog verplichtte de overlevenden
tot herbouw, en naar elders vertrekken
betekende verbeurd verklaring van hun
bezittingen. Door de wegvallende landop-
brengsten en de daaraan gekoppelde han
del, vervielen veel burgers tot de bedelstaf.
Steden probeerden de paupers met toege
stopte reispenningen (drie mark) te laten
vertrekken naar Holland (waar is dat meer
vertoond?), een crisisverschijnsel dat zich
over de rest van de 17e eeuw bleef voor
doen.
Men zat ondertussen niet stil, want het ver
volg van de dijk over het eiland Fahretoft
kwam in 1638 gereed. Drie jaar later kwam
de dijk klaar van Fahretoft naar Risummoor,
haaks op de Mariëndeich.
Niet verwonderlijk want de hertog had de
landerijen in bezit en vond 50 deelnemers
bij deze onderneming die daarna het recht
kregen op een deel van het voormalige ei
land. Onze plaatsgenoot Cornelis Jansz. Al-
lerts bedijkte in 1636 het eiland Pellworm.
Bij de vloed was het eiland Strand in tweeën
gereten, en ontstonden de eilanden Pel
lworm en Nordstrand.
De naam Becker verdwijnt van het toneel.
Of Leeghwater bij deze bedijkingen be
trokken is geweest, vertelt het verhaal niet,
hoewel men meent dat de afdamming van
Cley Ree (KleiseerTiefs) het werk van hem is
geweest. Wel is bekend dat vanaf 1635 de Je
zuïeten pater Filster of-Vilsteren probeerde
om met nieuwe Hollandse deelnemers het
door Leeghwater ontworpen traject te ver
volgen. Dit ondanks de afwijzende houding
van stadssecretaris Marcus Gualtherus van
Friedrichstadt.