Als wy binnen 't Oostland komen Al onder dat hooge huis sy
Daer worden wy binnen gelaten Frisch over die heiden Zy heeten ons willekom zyn
Ja willekom moeten wy wezen Zeer willekom moeten wy zyn
Daer zullen wy avond en morgen Frisch over die heiden Noch drinken den koelen wyn
Wy drinken den wyn er met schalen En 't bier ook zoo veel ons belieft
Daer is het zoo vroolyk to leven Frisch over die heiden Daer woanter myn zoete lief
Leeghwater als dijkenbouwer.
het gerechtshof van Holland, examen
voor landmeter; hij was toen pas 21 jaar
oud. Sindsdien zou hij zich 'Leeghwater'
en 'Ingenieur' hebben genoemd. Ingeni
eur stond voor een ingenieus iemand, of
zoals P.C. Hooft het noemde, een 'vernuf-
teling'.
Maar om hem op één lijn te stellen met
Leonardo da Vinei, zoals Baart de la Faille
in zijn bericht doet, lijkt wat overdreven.
De betrekkingen met de Duitse gebieden,
vooral Noord-Duitsland, kregen in Leegh-
water's Chronyke de nodige aandacht.
Baart de la Faille heeft zijn beschrijving
hier grotendeels op gebaseerd.
Leeghwater schreef in zijn Chronyke nog
een 'klein Notabel stuexken':
In het Jaar 1626 doen ik in Holstein op de
Megger ende Barmer zee voor Lant meter
diende doen heb ik verscheiden maal met
de Heeren Bedykers in een Herberge geweest
/daar wy een maaltyt te zamen teerden van
gezooden ende gebraden/metgoet bier daar
by/ende dat de Waardinne niet meer van ons
eischte als een dutgen/dat is drie stuivers.
Hij hield kennelijk van het Bourgondische
leven want bij de papieren, welke de burge
meester uit Duitsland ontving, zat ook een
vers 'Von Jan Adriaanszoon Leeghwater'
met de volgende inhoud:
15