Becker schijnt vanaf dat tijdstip de leidende en drijvende kracht achter de bedijkingen te zijn geweest. Op 13 januari 1625 stonden 27 Hollandse, katholieke financiers klaar om, onder leiding van Becker, de bedijking van de Bucht aan te pakken. Zij hoopten hier mee op godsdienstvrijheid en bouwden later in de Bottschlotter Koog een kerk voor 200 personen. De bedijking werd om ondui delijke redenen weer afgeblazen. De kerk is onder Deens bewind in 1640 gesloten en afgebroken. Er volgde in 1630 weer een andere kaart, maar dan van Johannes Mejer, die een jaar eerder naar Husum was gekomen. De kaart liet andere afmetingen zien, waardoor ge twijfeld werd aan de omvang van de werk zaamheden die hen wachtten. In 1631 vond Christiaan Becker, naast zijn Hollandse deelnemers, nog 22 lokale partici panten en zocht naar een betere manier van opmeten van de Bucht. Hoogstwaarschijn lijk heeft hij daarbij de Hollandse landmeterjan Barends in de arm genomen. De lokale deelnemers moesten stro, takken en palen leveren in ruil voor latere landver- werving. Hoewel Becker de opdrachtgever van Jan Barends lijkt, stak hij niet onder stoelen of banken wie de werkelijke principaal was. Op zijn kaart uit 1631 wordt met geen woord gerept over octrooihouder Becker, maar wel alle lofuitingen richting hertog Frederik lil. De kaart laat al tal van dijken zien, maar ook zeegaten waar het vloedwater vrij kon bin nenkomen en zo hele stukken onder water zette. Hij noemde ze 'Slycken', waar bij op komend tij het water bijna een halve meter hoog stond, vergelijkbaar met ons door waadbaar waddengebied. Het doel van de zeegaten was enerzijds de spanning af te laten nemen op de dijken, en anderzijds het vasteland niet te verrassen met plotseling opkomende watermassa's. Van de eerdergenoemde kaart is in 1884 een kopie gemaakt door C. Gröger, omdat het origineel onleesbaar begon te worden. Hoewel het een kaart is van alle dijken in het gebied van de Bottschloth, staat de S. Maryen Dyck (Mariendeich) op het eiland Faretofft (Fahretoft) er prominent op aan gegeven. Bovendien staat alleen deze dijk met een getekend dwarsprofiel op de kaart aangegeven. Op 13 februari 1632 richtte Becker een onder neming op 'om de bedyckinge van Butslootbij der handt te nemen, volgens het octroy bij sij- ne vorstlycke Fred rich genadlichlyck verleent'. Aan een octrooi zat een jaargeld vast dat aan de hertog betaald moest worden, maar gaf ook eigendomsrechten en voorrechten aan de octrooiontvanger. Op 9 april 1632 werd met 5.500 arbeids krachten de bedijking aangevangen. Het lukte om op 2 juli 1633 het werkte voltooien. Het Bottschlooter Tief van Waygaard tot Fahretoft was afgedamd en vermoedelijk trad Leeghwater daar op als opzichter. De dijk heeft de stormvloed van 1634 weer staan. Door de afdamming van dit zeegat nam de stroming tussen de andere eilanden van de Dagebüller Bucht natuurlijk toe. Het gevolg was dat de dijk in het Kleiseer Tief, tussen Fahretoft en Dagebüll, het begaf bij een vroege augustusstorm in datzelfde jaar. De komst van Leeghwater naar Sleeswijk-Holstein De inleiding van Baart de la Faille gaat over de eenvoudige handwerker en mo lenbouwer Leeghwater, die zich opwerkte tot waterbouwkundig ingenieur, lovend dus. Wellicht terecht, want volgens hem deed Jan Adriaenszoon op 6 maart 1596, voor 14

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Kroniek : Graft-de Rijp en Schermer | 2014 | | pagina 14