In het begin van de 17e eeuw kwamen veel
remonstranten naar Sleeswijk. Zij zuchtten
onder calvinistisch fundamentalisme van
Prins Maurits van Oranje. Ook Rollwagen
was, na wat bedijkingen bij Schoonoord
en in de Dollard, in 1607 weer die kant
opgetrokken. Door zijn activiteiten op
het gebied van geloofsvrijheid lag hij in
de gunst bij de regerende hertog Johann
Adolf (1575-1616) en mocht zelfs wonen in
zijn residentie in Tönning. Hij werd in 1609
als hoofddijkgraaf benoemd en onder zijn
leiding werd de Gotteskoog weer opnieuw
drooggemaakt. Zijn dijkontwerpen gingen
uit van dijken met een veel bredere voet
en flauwe taluds. Door dit laatste'doofden'
de golven daarop, en rolden meer uit. Zo
ontstond minder schade omdat het ge-
beuk op de kusten achterwege bleef.
Zoals gewoon
lijk werd ook bij
zijn bedijkingen
plaatselijk werk
volk geronseld.
Het loon dat men
ontving was de
helft van wat in
Holland werd ver
diend, en dat wist
men. Bovendien
waren de arbeids
omstandigheden
dermate slecht dat
in de zomer van
1613 een opstand
uitbrak onder het
werkvolk. Het tu
mult werd 'lawai'
genoemd, een
woord dat ze van
de Hollanders had
den geleerd. Een
helper van Johan
Rollwagen schoot
daarbij een arbeider dood, waarna de
helper door het werkvolk werd gelyncht.
Daarna richtten zij zich op Rollwagen die
zich had verschanst in zijn huis. Uiteinde
lijk kon hij zijn leven redden door zich los
te kopen voor een behoorlijke som geld.
Hij voelde zich niet langer veilig en verhuis
de in september 1613 naar Alkmaar. Twee
jaar later riep hertog Frederik III hem weer
op voor dijkwerken bij Cuxhaven, maar
kennelijk zat de schrik er goed in, want pas
in 1618 gaf hij gehoor aan de oproep. Menig
dijkwerk is daarna onderbroken geweest of
stilgelegd door de onwelwillendheid van
het plaatselijke werkvolk, maar ook door
voortdurend oorlogsgeweld.
Frederik III, Hertog van Sleeswijk- Holstein-Gottorf
12