Afb. 3. De vlotbrug tussen de Schermerringdijk
en de noordwestpunt van de Kogerpolder.
Voor huidige begrippen ziet zo'n vlotbrug
er nogal archaïsch uit, maar in die tijd wa
ren ze voor het Groot Noordhollands Kanaal
een perfecte oplossing.4 Een vlotbrug moet
het hebben van het drijfvermogen van
hout. Vanaf de wal naar het midden was hij,
geheel uit hout, opgebouwd uit drie delen:
een landhoofd, een koebrug en een vlot.
Het geheel was voorzien van een wegdek
en leuningen. Het openen van een vlotbrug
(om bv. een schip door te laten) geschiedde
door het drijvend middendeel onder een
van beide koebruggen te trekken. Daar
toe moesten eerst met vier hefbomen of
windassen de kleppen omhoog worden
gehaald, die het wegdek van de beide koe
bruggen verbonden met het wegdek van
het drijvend middendeel. Het was al met al
een nogal tijdrovend werkje, reden waarom
sommige vlotbruggen na verloop van tijd
door een pontveer werden vervangen.
SCHEEPSJAGERIJ
Toen de vlotbrug van West-Graftdijk nog bij
De Drie Gebroeders lag, stond er vlak bij de
zuidelijke oprit van de brug een grote boer
derij met een jaagstal, waar veertig paarden
een plekje konden vinden. Deze stal hoorde
bij de boerderij van (later) Spaan. Dit was
een van de zes jaagstations langs het kanaal,
waar men trekpaarden kon huren. Grote
koopvaarders en linieschepen hadden tot
twintig paarden nodig, grote marinesche
pen soms wel vierentwintig.5
De rond 1880 geboren West-Graftdijker C.
Schot, die de molen en de familie Graftdijk
goed gekend heeft, vertelt erover in een
interview uit 1961.6 Schot was in zijn jonge
jaren scheepsjager. Of eigenlijk jagersjon
gen. Hij kende toen heel wat mensen in de
omgeving, die hun brood verdienden met
de scheepvaart in het kanaal. In die dagen
9