dezelfde periode drie maal het zeil van de
houtschuit werd nagezien en hersteld.2
Die schuit werd blijkbaar regelmatig ge
bruikt.
Het Noordhollands Kanaal
Toen in 1829 de hoogte van de grond
belasting werd bepaald, had de ambte
naar al vastgesteld dat de ligging van de
houtzaagmolen aan het Noordhollands
Kanaal gunstig was. Het kanaal was in
1824 geopend. Zeeschepen met hout uit
Noorwegen of het Oostzeegebied op weg
naar Amsterdam voeren vlak langs De Drie
Gebroeders. Of zeeschepen in die begin
jaren van het kanaal bij West-Graftdijk of
Spijkerboor stopten om hout voor De Drie
Gebroeders en de houtzaagmolens van
De Rijp te lossen, is onbekend maar goed
mogelijk.
Dat halverwege lossen gebeurde in ieder
geval wel nadat het Kogerpolderkanaal
was aangelegd. De Kanaal-Zaanverbin-
ding Maatschappij had in 1849 de Koger-
polder aan de westzijde laten doorgraven
om een verbinding tussen de Zaan en het
Noordhollands Kanaal te krijgen. Op die
manier werd een lange omweg via Amster
dam vermeden. In het Kogerpolderkanaal
kwam een losplaats voor houtschepen, nu
nog steeds herkenbaar als een plaatselijke
verbreding. Daar stonden tot na de Twee
de Wereldoorlog nog de resten van de
dukdalven, waaraan de grote zeilschepen
afmeerden.
Tussen 1850 en 1885 liep meer dan de helft
van de overzeese aanvoer naar de Zaan
streek via dit kanaal. Behalve rijst werden
er onder meer balken voor de Zaanse
zaagmolens aangevoerd. Deze werden als
vlotten naar Zaandam vervoerd. Het kan
bijna niet anders of dit was ook een be
langrijke aanvoerroute van balken naar De
Drie Gebroeders in de jaren 1850-1890.
Van voetveer tot vlotbrug
Vóór de aanleg van het Groot Noordhol
lands Kanaal lag er vlakbij De Drie Gebroe
ders een voetveer, dat van de Schermerdijk
bij de molen overzette naar de Kogerpol-
derdijk. Dat veer bestond blijkbaar al in
de achttiende eeuw. Molenonderzoeker
Bicker Caarten vermeldt dat het tarief van
het veer bij harde wind werd verdubbeld.
Het criterium voor harde wind was dat
de molen niet meer met volle maar met
gezwichte zeilen draaide. Vergelijkbare
afspraken kwamen op meer plaatsen in
Nederland voor. Bicker Caarten geeft naast
West-Graftdijk nog zes vergelijkbare voor
beelden, maar vermoedt dat er nog wel
meer zullen zijn geweest.3
Toen de vaart langs Starnmeer en Kogerpol-
der werd opgewaardeerd tot een deel van
het Groot Noordhollands Kanaal, werd het
voetveer vervangen door een vlotbrug. Het
plaatsen van de relatief simpele, gemakke
lijk en goedkoop te maken vlotbruggen
was een idee van Jan Blanken (1755-1838),
inspecteur-generaal van de Waterstaat. Hij
maakte ook het ontwerp en plande er acht
tien verspreid langs het traject. Daar was
rond 1900 minder dan de helft van over:
een telling op topografische kaarten uit die
tijd leverde tussen Purmerend en Den Hel
der nog zeven vlotbruggen op. In enkele
gevallen ontstond bewoning bij de nieuwe
brug, waarna het gehucht naar de brug
genoemd werd: Sint Maartensvlotbrug en
Burgervlotbrug. De vlotbrug bij De Drie Ge
broeders werd later (toen het Kogerpolder
kanaal was gegraven?) een paar honderd
meter naar het westen verplaatst, vlakbij
de tegenwoordige Kogerpolderbrug.
8