OORLOGSLACHTOFFERS Iloeyl uiit langerl Na de weduwe Hollaar-Boon was Arie Kuin de volgende exploitant van de enige dro gisterij van het dorp, die schuin tegenover het postkantoor van De Rijp stond. Hij was getrouwd, maar het huwelijk bleef al jaren kinderloos. Kuin hield zich niet alleen bezig met het verkopen van drop, tandpasta en hoest- drankjes, maar hij ontwikkelde en drukte ook foto's af. En er stond een grote weeg schaal in de winkel, waar mijn moeder mij periodiek opzette om te controleren of mijn gewicht wel overeenkwam met haar verwachtingen. Toen ik op de middelbare school mijn eer ste scheikundelessen kreeg, stapte ik naar Kuin om kaliumchloraat te kopen, want de scheikundeleraar had ons verteld, dat die stof gemengd met suiker brandbaar was. Ik wilde dat wel eens onderzoeken. Het was 1943 en Kuin keek mij met een arg wanende blikaan en vroeg: "Wat ben je daarmee van plan?" Ik legde het hem uit en hij leek overtuigd van mijn onschuldige voornemens. Ik kreeg evenwel niet meer dan een half ons je, want dat was volgens hem meer dan genoeg voor mijn experimenten. De proef, die ik achter ons huis in de tuin op een redelijke afstand van het huis uit voerde, werkte boven verwachting. Er ontstond een prachtig blauw vuurtje en ik begon iets te begrijpen van de zorgelijke vraag van onze drogist. Het was in februari 1945 op een koude zon dag, dat er bij Kuin achter zijn winkel iets mis ging. Er was een kleine ontploffing en er was, zoals we later vernamen, een forse steekvlam bij ontstaan. Die steekvlam had de drogist vol in het gezicht geraakt en dat was dan ook behoorlijk verbrand. Het had ook een begin van brand opgeleverd. Maar er was iemand bij aanwezig geweest, die er veel erger aan toe was. Het was een onbekend meisje van een jaar of vijf, dat ernstige brandwonden over het hele li chaam had opgelopen. Het was een nichtje, dat even op bezoek was gekomen, verklaarde hij, maar er was niemand die het geloofde, want niemand kende het kind of had ooit van een nichtje gehoord en er waren ook geen begelei dende ouders bij. Maar er was ook niemand, die er verder naar vroeg. Dat beiden met spoed naar een ziekenhuis moesten was duidelijk. Purmerend was het dichtste bij, maar de vraag was, hoe daar te komen. Auto's reden er practisch niet meer, want er was gezien de oorlogs omstandigheden nagenoeg geen ben zine meer. Bovendien, al zou dat niet het probleem zijn geweest, geen autobezitter durfde meer de weg op, bang om doelwit te worden van een patrouillerend Engels jachtvliegtuig. Want als deze zich in het Noord-Hollandse luchtruim vertoonden, schoten ze op alles wat op gemotoriseerd vervoer leek, auto's, treinen, vrachtwagens, zelfs motorfietsen, want het kon tenslotte allemaal Duits oorlogsvervoer zijn. Een boer uit de omgeving werd bereid ge vonden om met zijn rijtuigje de slachtof fers naar Purmerend te rijden. Mijn moeder nam het zwaar gewonde ma# erom arfF*ronp, n-41 pihjw r« MLU V IfcB «.Ir-iU D*<qU DKODiaiCRd Jl EUJI, IpÜ.ui da fife Tdiltta 3D 30

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Kroniek : Graft-de Rijp en Schermer | 2014 | | pagina 30