in de familie geweest, van 1816 tot 1839. De Haas was in de zeventiende eeuw als hennepklopper aan het Zuideinde van De Rijp gebouwd, maar nog in diezelfde eeuw verbouwd tot zaagmolen. De broers Adriaan en Klaas Graftdijk kopen De Haas in 1816 van de Rijper Cornells Bek. Het is een achtkante molen, een bovenkruier dus, via een brug over een sloot vanaf het Zuideinde bereikbaar, ongeveer op de plaats waar nu de Bernhardstraat ligt. De plaats van de molen is niet geweldig: niet aan goed vaarwater maar aan een dorps- sloot. Bij de molen horen de gebruike lijke houtloodsen, een schuitenhuis, een knechtswoning, houtwagens en vaartui gen.17 De knechtswoning heeft het nog gered tot in de twintigste eeuw. Na de dood van Adriaan wordt Klaas de enige eigenaar. Als Klaas in 1835 sterft, verkopen zijn zoon en kleinzoon vier jaar later molen De Haas aan de schatrijke Mi- chiel de Wit in de Klaterbuurt. Men kan zich afvragen waarom Aris Graftdijk en zijn zoons De Strooijonker en De Haas hebben gekocht. Met De Drie Ge broeders zaten zij tussen de Schermer en de Eilandspolder in; met de drie molens werd hun afzetgebied een stuk groter. Zij kochten in een economische beroerde tijd, De Strooijonker nog in de Franse Tijd, De Haas een paar jaar erna. Aan het begin van de Franse Tijd werden Aris Graftdijk en zijn zoons Adriaan en Klaas nog om schreven als 'hoogzuinig doch gewis im portantrijk'. Ze hadden blijkbaar nog geld over na al die jaren, al zullen ze relatief weinig voor de molens hebben betaald. Waarschijnlijk hebben ze op een spoedig herstel van de Hollandse economie ge gokt - en verkeerd gegokt. Het einde van De Drie Gebroeders Het Nieuws van de Dag, de Leeuwarder Cou rant en De Standaard hadden alle drie na 1 augustus 1890 een vergelijkbaar kort be richtje: 'Te West-Graftdijk (N.-H.) sloeg de blik sem in den houtzaagmolen van den Heer J. Graftdijk, waardoor molen en bijbehoorende loodsen een prooi der vlammen werden. Alles was echter verzekerd.' Of iets uitgebreider: 'Het onweder, dat Vrijdagavond boven ons land gewoed heeft, liet hier en daar zijn spo ren na. Boven de Rijp (N.-H.) woedde het onweder kort, maar hevig. Spoedig werden twee branden opgemerkt, een in de richting van Krommeniedijk, de andere te West Graft dijk, alwaar de houtzaagmolen van den heer J. Graftdijk eene prooi der vlammen werd. Al les was verzekerd.' De Alkmaarsche Courant van 6 augustus be vatte al een reactie van de eigenaars: 'Deon- dergeteekenden betuigen hunnen hartelijken dank voor de vele blijken van belangstelling en deelneming, hun betoond bij gelegenheid van de ramp, die hen den 7 Augustus j.l. heeft getroffen, ook aan de brandweer, voor hun ordelijk gedrag en flink optreden, waardoor grootere onheilen voorkomen zijn. Westgraft- dijk, 4 Augustus 1890. J. Graftdijk/A.M. Graft- dijk-Thomsen.' Veel molens waren in die jaren nog niet voorzien van bliksemafleiders. Gezien de goede beveiliging tegen brand, die een deugdelijke bliksemafleider verschafte, mag je aannemen dat zo'n afleider bij mo len De Drie Gebroeders nog niet aanwezig was. De molen zou niet meer herbouwd wor den. Dat zou ook niet verstandig zijn ge weest, want in zijn omgeving zat het eco nomisch tij fors tegen. Sinds de opening van het Noordzeekanaal in 1876 en de aanleg van de Zaandamse haven in 1885 had de houthandel zich verplaatst van Pur- merend en Edam naar de Zaanstreek. Hout- 19

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Kroniek : Graft-de Rijp en Schermer | 2014 | | pagina 19