DIENSTREGELING
ZAANSTREEK
-ROTTERDAM
■■n a*
Na twee weken kon de vakantie echt begin
nen. Maar die illusie raakte ik al snel kwijt,
want in de ogen van mijn moeder waren we
dan nog een volle maand thuis. Naast haar
gezin runde mijn moeder een tabakszaak,
waar veel tuinders hun rookwerk haalden.
Die tuinders konden dat niet overdag doen,
maar wel in het weekend of 's avonds bij de
achterdeur en zelfs's morgens om half zes als
ze met de boot de polder in gingen. Vanuit de
boot werd mijn moeder dan geroepen, die
daarna de gewenste shag of sigaretten naar
de tuinder bracht. Door het vele contact met
de tuinders regelde mijn moeder nieuw werk
voor mij. Zo belandde ik in de kassen van Piet
Roemer om tomaten te plukken of ging ik au
gurken en sperziebonen plukken bij Roelof-
sen op een akker bij de Knevelaer.
Toen ik twaalf jaar was en de piepers allemaal
gerooid warenzei mijn moeder op een zon-
dag:"Tom, ik heb nog wat voor jou."Mijn reac
tie was natuurlijk voorspelbaar: daar gaan we
weer. Maar nee, het liep dit keer anders.
Zezei:"lkheb ome Henk gesproken en je mag
morgen met zijn boot mee naar Rotterdam."
Ome Henk Nibbering was als beurtschipper
in dienst bij Schipper Visser.
Die twee weken op de'Koophandeilzo heette
die boot van 60-70 ton, staan nu nog in mijn
geheugen gegrift. De eerste sensatie diende
zich meteen al aan toen we op maandagmor
gen de Beemsterringvaart op voeren.Toen we
ter hoogte van 't Vlotje waren, zei mijn oom:
"Wil je dat grote stuurwiel ook eens vasthou
den?"^, dat vond ik wel stoer. Maar toen hij
zo'n halve minuut achter me gestaan had, zei
hij:"Nou ,je redt het wel, hè.'Tot mijn stomme
verbazing dook hij de machinekamer in om
allerlei palletjes en pietjes te smeren. En daar
stond ik dan alleen een boot te besturen in de
toch wel smalle ringvaart. Ik voer zigzaggend
over het water en één keer scheelde het een
haar of ik had met de punt een hap genomen
Pl
uit de Beemsterringdijk. Een eindje voorbij
de Pauw stak hij zijn hoofd boven het luik uit
en vroeg of het allemaal lukte. En hij voegde
er aan toe: "Op het water moetje ook rechts
houden, voor het geval er een tegenligger
aankomt." Gelukkig haalde ik zonder kleer
scheuren de pas gebouwde brug bij Spijker
boor. Daarna ging het op de Markervaart en
de Zaan beter. Laat in de avond bereikten we
Rotterdam, nadat ik verschillende uurtjes ach
ter het stuur gestaan had.
De volgende dagen ontdekte ik hoe het da
gelijkse leven er aan boord toe ging. Ik was
thuis niet veel luxe gewend, maar dit sloeg
alles: geen elektriciteit in de roef, geen stro
mend water (dit kon ik nog wel begrijpen),
geen gas en ook niet een of andere vorm van
toilet. Ome Henk kookte op een driepits-pe-
troleumstel. En het toilet was heel eenvoudig
een emmer op het dek met een lang touw
eraan. Bij de grote boodschap kreeg ik twee
velletjes toiletpapier en moest ik de emmer
overboord gooien. Met het touw moest ik de
emmer door de haven halen om hem weer
schoon te krijgen.
Een paar dagen later meerden we een keer
r 1 7 t
rii_ 1 1 1 ri+orii'i
L*iMK4GEN
"ÜIH1W 4" E^IIW
LAJtpatGEN
•..li mn
VEfTTPEJi.
WtiteSofati Arfivr
VERTOCN
-UlOQM
IaT C 5 Hfr 411 DMGi
fiif üc üiHwq
J.QCHT:
AdENTj
j r. u j.rr ft-; 1
liUHUI4 «M
Fa, 5. VISSER DE RUF
IflttFiDf nrSDI*wfl.*ES O»'
iKïrrrrfKJivi jiv -iT^nnnhi I
ALPÏNAaA - PUPHdi HlNÜ I
UJUvSTKCEK
51