boender in mijn hand gedrukt en kon aan
de slag. Tere kinderzieltjes, daar hield men
geen rekening mee, en weglopen durfde je
toen ook niet. Mijn broer Jaap nam het van
mij over. Het was wel een goede les, ik heb
daarna nooit meer op een muur gekrast.
Ook aardappelen schillen was een dagelijk
se bezigheid. Samen met broer Ben jasten
we een zinken emmer vol. We schilden eerst
de grote piepers uit de kist, wat overbleef
was kriel. Deze gingen onder in de schillen-
mand, die waren voor Jo Smit, de schillen
boer. Maar het duurde niet lang, want Smit
sprakvader Jaap aan dat er wel erg veel kriel
tussen de schillen zaten.
Wat we ook vaak deden, was een grote
aardappel in de uitlaat van de NACO-bus
stoppen. Die stond altijd in de Rechtestraat
geparkeerd, om dan om vijf over één te
vertrekken naar Alkmaar. We stonden dan
achter de bus met broer Ben, Henk Hoek en
ikzelf. Een keek er of de chauffeur er geen
erg in had, waarna ik mijn klomp uittrok en
die grote pieper in de uitlaat timmerde. Ver
volgens op gepaste afstand wachten tot de
motor werd gestart. Meestal sloeg de motor
af en dan moest de chauffeur opnieuw star
ten. En dan gaf-ie een dot gas, en met een
luide knal en een zwarte rookpluim vloog
de pieper eruit. Buurman Rijkes was niet zo
blij met die fratsen van ons, want de ramen
van de winkel werden er niet schoner op.
Op een keer was ik met Jan Deckwitz aan
het steentjes keilen over de Gouw, maar Jan
gooide ook steentjes over de schutting en
een steentje raakte het hoofd van buurman
Oortwijn. Die op hoge poten naar vader
Jaap, met de mededeling dat ik hem wel
dood had kunnen gooien. Bij thuiskomst
werd mij direct de les gelezen, ik ontkende
dat ik het was die de steen had gegooid. Als
jij het niet gedaan hebt, dan ga je maar naar
buurman toe' zei m'n vader (hij dacht, dat
durft hij toch niet). Ik naar buurman Oort
wijn, en bij het opengaan van de deur kreeg
ik gelijk de volle laag. Nog voordat ik kon uit
leggen wat er was gebeurd, kwam buurman
De (hardloop) Ronde van De Rijp. Rond 1950.