In de vergaderingen van 1926 tot en met
1929 wordt vooral het prijsvissen op karper
behandeld, want dit is toch wel de belang
rijkste activiteit van de club. Men ging dan
met schuitjes de polder in om te vissen op
de Gouw of het Delft. Ook komt een paar
keer het punt contributieverhoging aan de
orde. De leden vinden dit niet nodig en het
zou nog vele jaren duren voor dit omhoog
ging. In de vergadering van 30 juli 1928 ver
sloeg A. Büster Jan Obee met één stem in
de strijd om het penningmeesterschap. In
deze periode rommelde het flink in het be
stuur; er bedanken mensen en na enkele
stemmingen wordt G. Visser de nieuwe
secretaris. Rond deze tijd verschijnt ook
een ook een andere persoon ten tonele:
de heer Jb Muller. We zullen nog veel van
hem horen.
In mei 1930 komt een belangrijk punt
aan de orde: meer samenwerking tussen
sport- en beroepsvissers. Dit was toen
water en vuur en is het nog steeds - hoe
wel een stuk gemoedelijker - een actueel
onderwerp. Beroepsvisser Piet Bankersen
uit West-Graftdijk houdt een toespraak
en er is gelegenheid tot discussie. Deze
ontbrandt, en de sfeer is verre van gemoe
delijk. Een vraag uit de vergadering:'waar
zijn al die karpers gebleven die je vroeger
zo makkelijk ving?' Het antwoord van de
heer Bankersen:'die worden meegenomen
door vissers uit Amsterdam, om ze aan de
kippen te voeren'. Zo werden er over en
weer beledigingen geplaatst, zaken afge
kamd en werd de kans op samenwerking
verkleind. De beroepsvissers vroegen om
subsidie voor pootvis, om in het najaar
jonge karper uit te zetten. Met twintig
stemmen vóór wordt de subsidie verleend,
hoeveel echter zal in de volgende verga
dering bepaald worden. De voorzitter fe
liciteert de heer Bankersen met 'zijn over
winning'. Een jaar later, In 1931, stellen de
beroepsvissers voor dat twee leden van De
Hengelaar hun jaarvergadering bij kunnen
wonen, als twee beroepsvissers op de jaar
vergadering van de visclub mogen komen.
Dit voorstel werd verworpen met vijftien
Pootvis uitzetten in 1937Helemaal rechts voorzitter J. Schouten.
165