Met mij zullen velen van u zich ongetwijfeld
nog het gele tegelwerk, de grijze granito
vloer en de twee bruin gelakte koelceldeu
ren met glimmende sluitingen herinne
ren. Of het grote scala aan messen en het
loodzware, massieve hakblok, pal achter de
toonbank. Het was best een klein winkeltje
en het kon er steenkoud zijn, vooral winter
dag. Eigenlijk was het heel sober ingericht;
er stond niets te veel. Om het vlees malser
te maken werd er soms flink op gemept, en
door de akoestiek (of het gebrek hieraan)
deed elke klap pijn aan je oren.
Van der Heide had nog een echt ouder
wetse manier van werken: hij scheurde een
stuk pakpapier van de rol en alles wat de
klant opsomde, noteerde hij daarop met
een potlood. De bestelling verdween uit
eindelijk in dit pakpapier en daarop noteer
de hij vervolgens met hetzelfde potlood de
prijs. Een kassa was er niet, het uitrekenen
deed hij op een kladje of uit het hoofd en
het geld ging in een lade onder de toon
bank. Bloedworst of metworst werd zelf
gemaakt, en het ging nog in echte darm.
Voor bakken en braden gebruikte men
toen puur gesmolten rund- of varkensvet,
ook wel reuzel genoemd. Dit was verkrijg
baar in bekers van papier en met alleen al
een blikopditspulzou je een hedendaagse
voedingsdeskundige stante pede de gor
dijnen injagen.
In de beginperiode kon men hier ook te
recht voor noodslachtingen. De eerderge
noemde brug vormde soms een obstakel.
Schapen en ander kleinvee werden op de
transportfiets naar huis gehaald, maar een
beetje koe weegt zo maar zeshonderd
kilo. Als dat beest niet meer kon lopen was
het nog een hele toer om deze vanaf het
Zuideinde in de slachtplaats te krijgen. Na
verloop van tijd werd via wetgeving be
paald dat men een slagerij èn een nood-
slagerij niet meer mocht combineren en zo
viel deze laatste bedrijfstak af.
In die tijd woonden alle kinderen nog
thuis en ook opa De Boer was er'overhuis',
zoals dat heette, ledereen droeg zijn of
haar steentje bij, onder meer in de vent-
wijk, hoewel die niet zo heel uitgebreid
was en meer gebaseerd op 'vaste klantjes'.
Ondertussen stonden in de Rijp de ontwik
kelingen ook niet stil. Siem Hottentot sloot
in 1953 zijn slagerij en het pand in de Rech-
testraat, waar Herman Greuter en Bouke
Knegt een samenwerkingsverband waren
aangegaan, brandde in 1956 tot de grond
toe af. De spoeling werd dus dunner.
Het begin van een nieuwe periode
Tegen het einde van de jaren vijftig veran
derden er een paar dingen: Dirk had ver
kering gekregen en stond al enige tijd op
de woninglijst. Via een ruilconstructie met
nog iemand vertrokken de oude Van der
Heide en zijn vrouw naar een gemeente
woninkje op de hoek van de Leeghwater-
straat. Hij was nog vaak rond de slagerij
te vinden of bij zijn andere zoon op diens
boerderij in de Beemster, net buiten het
dorp. Mevrouw Van der Heide overleed
in 1967, maar Simon heeft bijna 94 jaar
rondgelopen in het dorp. Met zijn hoog
opgetrokken broek, de bijbehorende bre
tels, gele klompen en een pet, was hij een
markante persoonlijkheid te noemen.
In juli 1958 trouwde Dirk met de uit Scher-
merhorn afkomstige Nel Tromp en er kwa
men vijf kinderen; eerst drie meiden en
daarna twee jongens.
Het slagerijgebeuren van nu staat in schril
contrast met dat van toen. Door strenge
regelgeving van tegenwoordig komt zelf
slachten (dus niet in een slachthuis) bijna
196