was een tijdrovend werk. Gelukkig beschik
ten wij zelf over een houten praam, die
mijn vader voor honderd gulden per jaar
huurde van de fam. Pilkes uit Grootscher
mer (een praam is een platboomd vaartuig
waarin zes tot zeven koeien om en om
kunnen worden vervoerd). Alles gebeurde
met handkracht, maaien, hooien, grassen,
mestvaren en mest over het land brengen.
De grotere stukken weiland werden door
Arie Blokdijk Dz gemaaid met een zgn.
maaimachine met vingerbalk welke door
twee paarden werd getrokken.
Ook het land bewerken gebeurde met
handkracht. Koeienvlaaien slechten, dis
tels prikken, krozen, slootkanten afsnijden
en op het land trekken (het zgn. schou
wen), greppels maken, zo gek kon je het
niet bedenken maar het werd handmatig
gedaan. Het verweiden van het vee was
erg arbeidsintensief omdat de verschil
lende stukken en stukjes weiland overal
in de polder verspreid lagen en het was
ook weieens slecht weer. Dan was kloeten
(varen met de praam) dubbel zwaar werk.
Om 8 tot 10 koeien te verweiden was men
een halve dag kwijt. Dat gold ook voor als
men met een bronstige koe naar de stier
moest. Omdat de meeste boeren zelf geen
stier hadden (at meer op dan hij opbracht
was de redenering), gingen zij naar een
boer die er wel een had, om uiteraard te
gen betaling, de koe te dekken. Wij liepen
vanaf achter het Stadhuis van Amsterdam
(toen nog Cor Blokdijk sr) met de koe aan
een touw naar de Fam. Visser aan de Kla-
terbuurt in de Beemster om haar te laten
dekken. En dat moest echter soms ook op
zaterdagavond of op zondag gebeuren.
Niet altijd even leuk!
De schapen werden eveneens met de
praam verweid. En die lieten zich ook niet
altijd gemakkelijk vangen, vooral als er
lammeren bij liepen. Een aparte sport om
ze te vangen.
Vlak na de oorlog werden de schapen, als
de lammeren bij het moederschaap waren
weggehaald, gemolken. Mijn vader maak
te er dan schapenkaas van. Als pa geen tijd
had moesten wij dat doen. De schapen
werden in een hoek op het land gedreven
en vast gezet met een touwtje dat om de
nek was gebonden. Als je ging melken,
ging op je hurken achter het schaap zitten
met een pannetje tussen de achterpoten.
Het gebeurde dan meer dan eens, dat het
beest op het randje van het pannetje stap
te of ze poepte erin. Alles weg en dan had
je de pest in.
Varen "mochten" wij al heel gauw van
mijn vader. Ik denk met mijn 4e jaar roei
en en dat ik 10 jaar was dat ik net als mijn
broers mocht proberen te kloeten met
de praam. En dat leerde wonderwel heel
gauw.
Het eerste roeibootje (schuitje zeiden
wij) was er een met een vlakke achterkant
en een punt aan de voorkant.. Daarna
kocht mijn vader twee zaanse jollen. Roei
den wel licht, maar waren eigenlijk niet
geschikt voor het boerenwerk, omdat
het materiaal te licht was om melkbus
sen, kisten e.d. mee te vervoeren. Ze wa
ren derhalve gauw stuk. In 1954 kocht hij
een ijzeren roeiboot met tweestel riemen.
150